ECLI:NL:CRVB:2006:AX7436
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheidsstelling voor verschuldigde premies ingevolge de sociale werknemersverzekeringswetten
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheidsstelling van appellant voor verschuldigde premies door de GmbH, ingevolge de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV). Appellant, wonende in Duitsland, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die zijn beroep ongegrond verklaarde. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 9 maart 2006, waarbij appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J.H. Sassen. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
De Raad oordeelt dat de aansprakelijkstelling van appellant rechtmatig is, ondanks het verweer van appellant dat de invordering van de primaire nota's niet meer mogelijk was door de vervaltermijn van artikel 13, tweede lid, van de CSV. De Raad stelt vast dat de aansprakelijkstelling niet afhankelijk is van de mogelijkheid tot invordering bij de GmbH. De Raad wijst erop dat de aansprakelijkstelling een accessoir karakter heeft, maar dat dit niet betekent dat de aansprakelijkstelling niet kan plaatsvinden als de primaire vordering niet meer kan worden ingevorderd.
De Raad concludeert dat het Uwv niet onzorgvuldig heeft gehandeld door te wachten op de uitspraak van de rechter over de primaire vordering voordat het overging tot aansprakelijkstelling. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat er geen termen zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met R.C. Schoemaker als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 1 juni 2006.