ECLI:NL:CRVB:2006:AX7307
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- I.M.J. Hilhorst - Hagen
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond, waarin de herziening van zijn WAO-uitkering aan de orde is. De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 mei 2006 uitspraak gedaan. Appellant was het niet eens met de herziening van zijn uitkering, die per 1 november 2001 was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 45-55%. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het besluit van het Uwv, dat op 17 december 2002 was genomen, berustte op een zorgvuldige medische beoordeling. Appellant stelde dat hij medisch meer beperkt was dan het Uwv had vastgesteld, maar kon dit niet onderbouwen met nieuwe medische gegevens.
De Raad heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het Uwv voldoende rekening heeft gehouden met de medische klachten van appellant, waaronder zijn darmklachten. De rechtbank had vastgesteld dat appellant in staat was de voor hem geselecteerde functies te vervullen en dat hij met deze functies een inkomen kon verdienen dat het verlies aan verdienvermogen van 45% overschreed. Appellant had geen nieuwe medische gegevens overgelegd die zijn standpunt konden onderbouwen.
De Raad concludeert dat het medische onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat de bevindingen van de bezwaararbeidsdeskundige, die de geschiktheid van de functies heeft beoordeeld, juist zijn. De functies die aan appellant zijn voorgehouden, zijn medisch gezien geschikt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen termen zijn voor een proceskostenveroordeling.