ECLI:NL:CRVB:2006:AX7223

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-2037 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van verzet wegens onverschoonbare termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 mei 2006 uitspraak gedaan over het verzet van verzoeker tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 5 juli 2005. Verzoeker had verzet aangetekend tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 29 mei 2001. De Raad heeft vastgesteld dat het verzetschrift te laat was ingediend, aangezien de termijn voor indiening op 19 augustus 2005 was verstreken. Verzoeker voerde aan dat hij in tijdnood verkeerde door het aantal procedures dat hij had aangespannen en dat hij wachtte op uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over zijn beroep op betalingsonmacht. De Raad oordeelde echter dat deze omstandigheden geen verschoonbare termijnoverschrijding opleverden volgens de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

05/2037 NABW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het verzoek om herziening van:
[verzoeker], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoeker),
van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 29 mei 2001, 00/4780 t/m 00/4782 en 00/4784 t/m 00/4797,
in het geding in hoger beroep tussen:
verzoeker
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen (hierna: College)
Datum uitspraak: 31 mei 2006
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en artikel 21 van de Beroepswet van 5 juli 2005 heeft de Raad het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 29 mei 2001 niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 5 juli 2005 heeft verzoeker verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 19 april 2006, waar verzoeker en het College - met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van 5 juli 2005 is op 8 juli 2005 bij aangetekende brief aan verzoeker en het College gezonden. Het verzetschrift is op 15 september 2005 ter griffie van de Raad ontvangen.
Gelet op de artikelen 8:55, eerste lid, 6:7 en 6:8 van de Awb is de laatste dag waarop tijdig een verzetschrift kon worden ingediend 19 augustus 2005. Het verzetschrift is derhalve na het verstrijken van de termijn ingediend.
In verzet heeft verzoeker aangevoerd dat hij in tijdnood dreigde te raken als gevolg van het grote aantal door hem aanhangig gemaakte procedures en dat hij in afwachting was van uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over zijn beroep op betalingsonmacht. Daarin is echter geen grond gelegen voor het oordeel dat sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in de artikelen 8:55, eerste lid, en 6:11 van de Awb.
Gelet op het voorgaande dient het verzet niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons als voorzitter en G.M.T. Berkel-Kikkert en L.F.M. Verhey als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Renden als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2006.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) M. Renden.