ECLI:NL:CRVB:2006:AX6445
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- M.A. Hoogeveen
- P.N. Rijnsewijn
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens te late betaling griffierecht
In deze zaak gaat het om een verzet tegen de niet-ontvankelijk verklaring van een hoger beroep door de Centrale Raad van Beroep. De uitspraak van de Raad van 7 september 2005 verklaarde het hoger beroep van de opposante, wonende te [woonplaats], niet-ontvankelijk omdat het verschuldigde griffierecht van € 102,-- niet binnen de gestelde termijn van vier weken was betaald. De opposante, vertegenwoordigd door mr. M.A. Wellen, heeft hiertegen een verzetschrift ingediend.
De Raad heeft in zijn motivering aangegeven dat op basis van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de opposante niet in verzuim is geweest. De Raad heeft de mogelijkheid om uitspraak te doen zonder zitting, zoals bepaald in artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Na het indienen van het verzet heeft de Raad nader onderzoek ingesteld, waaruit bleek dat het griffierecht op 29 maart 2005 was betaald. Dit betekent dat de betaling tijdig heeft plaatsgevonden. De Raad heeft daarom het verzet gegrond verklaard, wat inhoudt dat de eerdere uitspraak van 6 september 2005 vervalt en het onderzoek in de oorspronkelijke stand wordt voortgezet. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
De uitspraak is gedaan door mr. M.A. Hoogeveen in tegenwoordigheid van P.N. Rijnsewijn als griffier en is openbaar uitgesproken op 26 april 2006.