ECLI:NL:CRVB:2006:AX2200
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tijdige melding van loonsomwijziging door betrokkene in het kader van boeteoplegging
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 4 november 2005. De rechtbank had in die uitspraak geoordeeld dat betrokkene, een huisarts, tijdig melding had gemaakt van een wijziging in de loonsom. Appellant was van mening dat betrokkene deze mededelingsverplichting niet was nagekomen, wat leidde tot de oplegging van een boete van 37,5% van de verschuldigde premie.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat betrokkene na het indienen van de jaaropgaven over 2002, een afwijking van meer dan 5% had in de premielonen ten opzichte van de voorschotnota. Appellant stelde dat betrokkene geen tijdige melding had gemaakt van deze wijziging, wat in strijd zou zijn met artikel 13, derde lid, van het Loonadministratiebesluit. De Raad heeft het betoog van appellant gevolgd en geoordeeld dat de mededelingsverplichting niet was nagekomen.
De Raad heeft ook overwogen dat betrokkene reeds eerder boetes had ontvangen voor het niet naleven van de 5%-regeling, en dat appellant op goede gronden de kwalificatie opzet of grove schuld had aangenomen. De Raad heeft het hoger beroep van appellant gegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien tot een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 11 mei 2006, in aanwezigheid van griffier A. Kovács.