ECLI:NL:CRVB:2006:AX1657
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van WAO-dagloon en provisieregeling voor accountmanager
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de vaststelling van het WAO-dagloon aan de orde is. Appellant, vertegenwoordigd door mr. S. Bakker, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van 21 februari 2005, waarin het besluit van het Uwv om het dagloon vast te stellen op € 80,12 werd bekritiseerd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 mei 2006 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat het geschil beoordeeld moet worden aan de hand van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Het geschil is ontstaan naar aanleiding van een besluit van 3 september 1997, waarbij aan appellant uitkeringen zijn toegekend, berekend naar een dagloon van f 149,11. De rechtbank Amsterdam heeft eerder dit besluit vernietigd, omdat het dagloon niet correct was vastgesteld op basis van het loon van een soortgelijke werknemer, in dit geval een startende accountmanager met een provisieregeling.
Na de vernietiging heeft het Uwv het dagloon opnieuw vastgesteld, maar appellant was het hier niet mee eens en heeft bezwaar aangetekend. De Raad heeft de beroepsgronden van appellant, die voornamelijk een herhaling waren van eerdere argumenten, niet overtuigend geacht. De Raad concludeert dat de vaststelling van het dagloon, gebaseerd op het basissalaris en de provisie van een soortgelijke werknemer, aanvaardbaar is. De Raad heeft geen aanleiding gevonden om de uitspraak van de rechtbank te herzien en bevestigt deze. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier, A.H. Polderman-Eelderink.