ECLI:NL:CRVB:2006:AW7727
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2006 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 18 juli 2005 in de zaken 03/5502 en 03/5534 geoordeeld. De Raad had eerder, op 22 november 2005, het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard omdat zij het verschuldigde griffierecht van € 103,-- niet tijdig had voldaan. Appellante, vertegenwoordigd door mr. R.A. Rhodes, heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak. De zitting vond plaats op 6 maart 2006, maar partijen waren niet verschenen.
De Raad overwoog dat appellante niet in verzuim was geweest, maar dat zij het griffierecht niet binnen de gestelde termijn had voldaan. De Raad concludeerde dat er geen grond was om tot een ander oordeel te komen, en dat artikel 22, eerste lid, tweede volzin, van de Beroepswet niet van toepassing was, omdat er geen gezamenlijk beroepschrift was ingediend. Zowel appellante als een andere betrokken partij, O.L. Manuel, waren afzonderlijk griffierecht verschuldigd.
De Raad verklaarde het verzet ongegrond en merkte op dat mr. Rhodes zijn standpunt over de toepasselijkheid van de Beroepswet niet tijdig had kenbaar gemaakt, waardoor het griffierecht alsnog tijdig had kunnen worden voldaan. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier T. Hemelrijk-van den Oudenalder, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.