ECLI:NL:CRVB:2006:AW7155
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.G. Kasdorp
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Weigering erkenning als burgeroorlogsslachtoffer op basis van onvoldoende bewijs van oorlogsgebeurtenissen
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1942 in het voormalige Nederlands-Indië, een aanvraag ingediend voor erkenning als burgeroorlogsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogs-slachtoffers 1940-1945. De aanvraag werd afgewezen door de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, omdat niet kon worden vastgesteld dat appellant oorlogsgebeurtenissen heeft meegemaakt die onder de werking van de Wet vallen. De afwijzing werd gehandhaafd in het bestreden besluit van 23 juni 2005.
Appellant heeft in beroep aangevoerd dat hij met veel moeite getuigen heeft gevonden die de beschietingen op Majene in 1948/1949 kunnen bevestigen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van deze getuigen niet voldoende bewijs leveren voor de directe betrokkenheid van appellant bij de beschietingen. De Raad heeft vastgesteld dat de verklaringen niet objectief konden worden geverifieerd en dat er onvoldoende details waren over de tijdsbepaling en de betrokkenheid van appellant.
De Raad heeft begrip getoond voor de moeilijke bewijspositie van oorlogsslachtoffers uit het voormalige Nederlands-Indië, maar dit begrip was niet voldoende om de verklaringen als bewijs te aanvaarden. Uiteindelijk heeft de Raad het beroep van appellant ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een vergoeding van proceskosten op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met C.G. Kasdorp als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en H.R. Geerling-Brouwer als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 27 april 2006, in aanwezigheid van griffier R.B.E. van Nimwegen.