ECLI:NL:CRVB:2006:AW6734

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/6761 CSV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Premieplicht voor sociale werknemersverzekeringen over niet-gewerkte dagen met loonbetaling

In deze zaak gaat het om de vraag of over dagen waarop niet is gewerkt, maar wel loon is ontvangen, premies voor de sociale werknemersverzekeringswetten verschuldigd zijn. De Centrale Raad van Beroep heeft op 30 maart 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Alkmaar. De appellante, een onderneming, was het niet eens met de definitieve vaststelling van premies door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen voor het jaar 2002. De appellante stelde dat de dagen waarop haar werknemers loon ontvingen, maar niet werkten vanwege ziekte of vakantie, niet als loondagen moesten worden beschouwd voor de premieheffing.

De Raad overwoog dat de regeling die in deze zaak aan de orde is, bevestigend moet worden beantwoord. De dagen waarover loon is betaald, maar waarop niet is gewerkt, vallen onder de definitie van loondagen zoals bedoeld in de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV). De Raad oordeelde dat de terugwerkende kracht van de regeling van 3 februari 2004 geen schending oplevert van het rechtszekerheidsbeginsel, omdat deze regeling slechts een verduidelijking biedt van bestaande wetgeving.

De uitspraak van de Raad bevestigt dat ook ziekte-, vakantie- en feestdagen meetellen als dagen waarover loon is ontvangen en dat hierop premies verschuldigd zijn. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is van belang voor de interpretatie van loondagen in het kader van de sociale werknemersverzekeringen en biedt duidelijkheid over de premieheffing over niet-gewerkte dagen.

Uitspraak

04/6761 CSV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [woonplaats], appellante,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellante is hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 22 november 2004,
reg. nr. 03/1117.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op 23 februari 2006, waar partijen
– met bericht van verhindering – niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
Bij besluit van 14 maart 2003 heeft gedaagde ten aanzien van appellante de premies ingevolge de sociale werknemers- verzekeringswetten voor het jaar 2002 definitief vastgesteld. Het daartegen gerichte bezwaar is bij besluit van 11 augustus 2003 ongegrond verklaard. Daarbij heeft gedaagde allereerst overwogen dat de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 31 mei 2001, gepubliceerd in RSV 2001/184, naar zijn mening uitsluitend is gedaan in het licht van de aan die uitspraak ten grondslag liggende casus, betreffende premieheffing sociale werknemersverzekeringswetten over het loon van personen die werkzaam zijn in een arbeidspatroon van veertien dagen op en veertien dagen af in de offshore. Voorts heeft gedaagde gehandhaafd zijn opvatting dat deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep niet tot gevolg kan hebben dat slechts over de dagen waarop een werknemer werkzaamheden heeft verricht en uit dien hoofde loon heeft genoten, premies sociale werknemersverzekeringswetten kunnen worden geheven.
De rechtbank is, zich daarbij in het bijzonder beperkend tot het tussen partijen bestaande geschil over de vraag of gedaagde gehouden is tot premieheffing ingevolge de sociale werknemersverzekeringswetten over de dagen waarop niet is gewerkt wegens (bijvoorbeeld) ziekte en vakantie maar wel loon is genoten, tot het volgende oordeel gekomen.
De Centrale Raad van Beroep heeft zoals genoemd in de uitspraak van 31 mei 2001 overwogen dat de woorden “het aantal dagen waarover de werknemer loon heeft genoten” geen andere betekenis kan hebben dan “dagen waarop de werknemer tegen loon heeft gewerkt”. Deze overweging dient evenwel te worden gelezen in het licht van de in dat geding aan de orde zijnde casus, namelijk in het kader van de uitleg van het bepaalde in het vijfde en zesde lid van artikel 9 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV) inzake ploegendienst. Ziekte-, vakantie- en feestdagen zijn naar het oordeel van de rechtbank, mede gelet op de bepalingen inzake de werkgeversverplichtingen in Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, “dagen van het premiebetalingstijdvak waarover de werknemer loon heeft genoten” als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de CSV. De bedoeling van de wetgever is bevestigd in de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 3 februari 2004. Uit de toelichting van bovenstaande regeling, waarin wordt verwezen naar de hiervoor vermelde uitspraak, blijkt dat de regelgever met deze regeling heeft beoogd te verduidelijken dat vakantiedagen, feestdagen, ziektedagen en dergelijke wel onder het loondagenbegrip vallen. De rechtbank komt tot de conclusie dat hetgeen namens appellante is betoogd omtrent het (ten onrechte) meerekenen van vakantie-, ziekte- en feestdagen bij de afrekening SV 2002 geen doel kan treffen en niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit van 11 augustus 2003.
Appellante kan zich met deze uitspraak niet verenigen. Zij blijft van mening dat gedaagde bij de vaststelling van de afrekeningnota van 14 maart 2003 ten onrechte als loondagen heeft beschouwd de dagen waarover de werknemers van appellante loon hebben genoten, maar waarop zij niet hebben gewerkt wegens (bijvoorbeeld) ziekte en vakantie. Verwezen is daarbij naar de uitspraak van de Raad van 31 mei 2001. Tevens vindt zij in deze uitspraak een nadere onderbouwing voor haar standpunt dat de terugwerkende kracht van de Regeling van 3 februari 2004 strijdig is met het rechtszekerheidsbeginsel.
Naar aanleiding van het bovenstaande is in hoger beroep de vraag aan de orde of over dagen waarop niet is gewerkt, maar wel loon is ontvangen, premies voor de sociale werknemersverzekeringswetten verschuldigd zijn.
De Raad overweegt dienaangaande het volgende.
In artikel 9, eerste lid en eerste volzin, van de CSV, zoals dit luidde in 2002, is bepaald dat bij de berekening van het loon waarnaar de premies ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Werkloosheidswet worden geheven, het loon dat bij dezelfde werkgever meer heeft bedragen dan het bedrag, dat wordt verkregen door vermenigvuldiging van een bedrag van € 159,-- met het aantal dagen van het premiebetalingstijdvak, waarover de werknemer loon heeft genoten, voor dat meerdere buiten aanmerking blijft.
Op grond van het tiende lid van artikel 9 kan de Minister nadere regelen stellen ter uitvoering van het bepaalde in de vorige leden. Tevens kan de Minister nadere regelen stellen, welke afwijken van het bepaalde in de vorige leden.
Bij besluit van 3 februari 2004 heeft de Minister een regeling als bedoeld in artikel 9, tiende lid, van de CSV vastgesteld, houdende verduidelijking van het begrip dagen waarover de werknemer loon heeft genoten als bedoeld in artikel 9 van de CSV. Deze regeling luidt als volgt.
Artikel 1
1. Onder dagen waarover de werknemer loon heeft genoten als bedoeld in artikel 9,
eerste, derde en vierde lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, worden
verstaan:
a. dagen waarop de werknemer tegen loon heeft gewerkt of zich tegen loon voor de
werkgever beschikbaar heeft gehouden;
b. dagen waarover de werknemer loon heeft genoten op grond van artikel 628, 629 of
639 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, of op grond van naar aard en strekking
overeenkomstige regelingen voor werknemers met een publiekrechtelijke
dienstbetrekking;
c. dagen waarop de werknemer normaal gesproken gewerkt zou hebben maar waarop hij
geen werkzaamheden verricht noch zich voor de werkgever beschikbaar houdt en
waarover de werkgever, anders dan op grond van artikelen of regelingen, bedoeld in
onderdeel b, wel loon betaalt;
d. dagen waarover de werknemer uitkering of toeslag als bedoeld in artikel 3a, tweede en
derde lid van de Coördinatiewet Sociale Verzekering heeft ontvangen.
2. Zo nodig in afwijking van het eerste lid wordt bij dezelfde werkgever een dag slechts
eenmaal in aanmerking genomen.
Artikel 2
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van deze Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1995. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
In het licht van deze regeling dient de in dit geding aan de orde zijnde vraag, als hierboven door de rechtbank geformuleerd, bevestigend te worden beantwoord. Gesteld noch gebleken is dat de dagen waarover appellante loon heeft betaald, doch op welke dagen niet is gewerkt, geen dagen betreffen als bedoeld in deze regeling.
Met betrekking tot hetgeen namens appellante is gesteld omtrent de terugwerkende kracht van deze regeling is de Raad van oordeel dat zulks geen schending oplevert van enig rechtsbeginsel en in het bijzonder het rechtszekerheidsbeginsel, nu deze regeling niets anders inhoudt dan een verduidelijking van in het bijzonder het bepaalde in artikel 9, eerste lid en eerste volzin, van de CSV, meer in het bijzonder van de daarin vervatte zinsnede “het aantal loondagen van het premiebetalingstijdvak, waarover de werknemer loon heeft genoten”. Deze steun is evenmin te vinden in ’s Raads uitspraak van 31 mei 2001 en in de in die uitspraak vermelde uitspraken, nu de uitspraak van 31 mei 2001 ziet op een specifieke, zich in de offshore voordoende situatie van een arbeidspatroon van veertien dagen op en veertien dagen af en in het licht hiervan in het bijzonder op het bepaalde in artikel 9, vijfde lid, van de CSV. Bovendien werden partijen bij die uitspraak niet verdeeld gehouden door het antwoord op de vraag of ook over dagen, als door appellante genoemd premies zijn verschuldigd. Dit laatste is daarbij dan ook niet ten principale aan de orde geweest.
Uit het vorengaande vloeit voort dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. B.J. van der Net als voorzitter en mr. G. van der Wiel en mr. H.C. Cusell als leden, in tegenwoordigheid van mr. A.H. Polderman-Eelderink als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2006.
(get.) B.J. van der Net.
(get.) A.H. Polderman-Eelderink.