ECLI:NL:CRVB:2006:AW5235
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Toekenning van WW-uitkering en de hoogte van het vastgestelde dagloon
In deze zaak gaat het om de toekenning van een WW-uitkering aan appellant, die in hoger beroep is gekomen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht. De rechtbank had op 25 november 2004 geoordeeld dat het bezwaar van appellant tegen de hoogte van zijn dagloon, dat was vastgesteld op f 107,83, ongegrond was. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.W.J. Schoonbrood, stelde dat hij een hoger loon had ontvangen dan in de administratie van zijn voormalige werkgever was vastgelegd. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 19 januari 2006, waarbij gedaagde, vertegenwoordigd door mr. F. van Dam, aanwezig was.
De Raad overweegt dat het aan de werknemer is om bewijs te leveren van een hoger loon dan dat in de administratie van de werkgever is vermeld. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat appellant niet voldoende bewijs had geleverd om zijn stelling te onderbouwen. De Raad bevestigt deze conclusie en wijst erop dat de aangiften inkomstenbelasting van appellant over de jaren 1997 en 1998 in overeenstemming zijn met de loonadministratie van de werkgever. Dit was voor de belastingdienst reden om de loonadministratie niet te corrigeren.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een collegiaal orgaan, met mr. R.C. Schoemaker als voorzitter en de leden mr. G. van der Wiel en mr. drs. N.J. van Vulpen-Grootjans. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 30 maart 2006.