ECLI:NL:CRVB:2006:AW4358
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening bijstandsuitkering en terugvordering onverschuldigd betaalde bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin het beroep van appellante tegen het besluit op bezwaar van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest ongegrond werd verklaard. Het betreft de herziening van de bijstandsuitkering van appellante in verband met inkomsten uit arbeid over de periode van 5 juni 2000 tot en met 12 augustus 2000. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het College terecht de bijstandsuitkering had herzien en de onterecht betaalde bijstand had teruggevorderd. Appellante heeft in hoger beroep de gronden herhaald die in eerste aanleg zijn verworpen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 18 april 2006 behandeld, waarbij appellante niet aanwezig was, maar het College vertegenwoordigd was door een ambtenaar van de gemeente Soest.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen en verwezen naar de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad heeft vastgesteld dat het College bij het verweerschrift in hoger beroep nadere bewijsstukken heeft overgelegd die de herziening van de bijstandsuitkering ondersteunen. Appellante heeft hierop niet gereageerd. De Raad heeft geen gronden gevonden voor het oordeel dat er dringende redenen waren om van herziening af te zien.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep van appellante gegrond verklaard, maar heeft de terugvordering van de bijstandsuitkering voor een deel vernietigd. Het College moet nu opnieuw beslissen op het bezwaar van appellante met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is het College veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 966,--, en moet het griffierecht van € 133,-- aan appellante worden vergoed.