ECLI:NL:CRVB:2006:AW4351
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsuitkering en niet-ontvankelijkheid bezwaar wegens termijnoverschrijding
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar beroep tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een bijstandsuitkering door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 18 april 2006 uitspraak gedaan. Appellante had haar aanvraag voor bijstandsuitkering op 12 januari 2004 ingediend, maar het College heeft deze aanvraag op 25 mei 2004 afgewezen, omdat het bezwaar dat appellante op 24 februari 2004 indiende, niet-ontvankelijk werd verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank heeft deze beslissing bevestigd, waarop appellante in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 6 maart 2006 heeft appellante, bijgestaan door haar advocaat mr. J.C. Walker, haar standpunt toegelicht. Appellante stelde dat zij door ernstige psychische problemen niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante in staat was om haar zus in te schakelen om een bezwaarschrift op te stellen, wat op 5 februari 2004 gebeurde. De Raad oordeelde dat het College niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld door niet expliciet te vermelden dat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en onderstreept het belang van het tijdig indienen van bezwaarschriften in bestuursrechtelijke procedures. De Raad benadrukt dat de mogelijkheid om gronden voor verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding naar voren te brengen, voldoende was geboden tijdens de hoorzitting.