ECLI:NL:CRVB:2006:AW4162
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering in verband met WW-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 december 2004. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij het ging om de herziening van het recht op bijstand over de periode van 1 september 1997 tot en met 22 februari 1998 en de terugvordering van ten onrechte gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 3.069,47. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.P. Dayala, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting op 6 maart 2006 zijn partijen niet verschenen. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen verwezen naar de feiten en omstandigheden zoals beschreven in de aangevallen uitspraak. Appellante heeft in hoger beroep de gronden herhaald die eerder door de rechtbank waren verworpen. De Raad heeft zich verenigd met het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen. Appellante stelde dat zij in de betreffende periode niet had gewerkt en geen WW-uitkering had ontvangen, maar de Raad oordeelde dat het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam terecht was afgegaan op informatie van de Belastingdienst en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Cadans).
De Raad concludeert dat er geen dringende redenen zijn voor herziening of terugvordering van de bijstandsuitkering. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is genomen door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier T. Hemelrijk-van den Oudenalder, en is openbaar uitgesproken op 18 april 2006.