ECLI:NL:CRVB:2006:AW3540
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en arbeidskundige grondslag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de herziening van zijn WAO-uitkering aan de orde is. De Centrale Raad van Beroep heeft op 21 april 2006 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.P. Kuijper, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn uitkering te herzien van 80-100% naar 15-25%. Appellant betwist de juistheid van de arbeidskundige grondslag en stelt dat het Uwv onzorgvuldig heeft gehandeld door onvoldoende informatie op te vragen bij zijn behandelende artsen. Hij is van mening dat de functies die hem zijn voorgehouden niet geschikt zijn en dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn leeftijd en beperkte opleiding.
De Raad heeft het medisch onderzoek van het Uwv beoordeeld en concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat het onderzoek ondeugdelijk is geweest. De Raad oordeelt dat de medische gegevens voldoende zijn om de beperkingen van appellant vast te stellen. Appellant heeft geen nieuwe gegevens overgelegd die de zaak in een ander licht zouden kunnen plaatsen. De Raad wijst de stelling van appellant af dat de informatie die in de bezwaarfase is verkregen niet recent en te summier was. Ook de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit wordt door de Raad als voldoende onderbouwd beschouwd. Er zijn voldoende functies met voldoende arbeidsplaatsen die appellant kan vervullen, rekening houdend met zijn belastbaarheid en opleiding.
De Raad concludeert dat de herziening van de uitkering niet onevenredig zwaar is voor appellant, en dat leeftijd en opleidingsniveau geen rol spelen in de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen, en de Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank.