ECLI:NL:CRVB:2006:AW2142
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- A. Kovács
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vaststelling van het dagloon en de WW-uitkering na ziekmelding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. Appellante was werkzaam bij Jachthaven '[naam jachthaven]' en had een arbeidsovereenkomst voor 38 uur per week, die later werd verkort naar 4 uur per week. Na haar ziekmelding op 23 mei 2004 werd haar WW-uitkering beëindigd en kreeg zij een Ziektewet-uitkering toegekend, gebaseerd op een dagloon van € 3,72. De Centrale Raad van Beroep heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat de gedaagde, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), het dagloon op de juiste wijze had vastgesteld. De Raad oordeelde dat de referteperiode van 16 februari 2004 tot en met 16 mei 2004 correct was en dat de evenredigheidsfactor terecht was toegepast. Appellante had in hoger beroep de juistheid van de uitspraak van de rechtbank bestreden, maar de Raad kwam tot de conclusie dat de rechtbank en het Uwv correct hadden gehandeld. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en bevestigde de eerdere uitspraak.