ECLI:NL:CRVB:2006:AW2076
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- J.E.M.J. Hetharie
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en medische beperkingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 januari 2004, betreffende de herziening van zijn WAO-uitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 april 2006 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.L.J. Schilt-Thissen, betwistte de herziening van zijn uitkering naar een mate van 45 tot 55% per 1 augustus 2002. De Raad heeft overwogen dat de medische beperkingen van appellant niet zorgvuldig zijn vastgesteld. De cardiologische afwijkingen van appellant werden niet als voldoende reden gezien om de vastgestelde belastbaarheid te herzien, omdat deze door de verzekeringsartsen in hun rapporten zijn vermeld en in de beoordeling zijn meegenomen. Appellant stelde dat zijn belastbaarheid door het Uwv was overschat, maar deze stelling vond geen steun in de beschikbare medische gegevens.
De herziening van de WAO-uitkering was gebaseerd op een rapport van de bezwaararbeidsdeskundige P. de Zeeuw, die concludeerde dat het maatmaninkomen van appellant te hoog was berekend. De Raad oordeelde dat deze herziening onvoldoende zorgvuldig was voorbereid, omdat er geen gericht medisch onderzoek was uitgevoerd naar de gezondheidstoestand van appellant per 1 augustus 2002. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het inleidend beroep gegrond. Uwv werd veroordeeld in de proceskosten van appellant, die werden begroot op € 1288,-, en moest het betaalde griffierecht van € 116,- vergoeden. De Raad gaf aan dat Uwv een nieuw besluit op het bezwaar van appellant moest nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak.