ECLI:NL:CRVB:2006:AW2059
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsvermogen en afwijzing WAO-uitkering na medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen, waarin de afwijzing van haar aanvraag voor een WAO-uitkering door het Uwv werd bevestigd. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de gezondheidstoestand van appellante per 29 juni 2002 correct had ingeschat, op basis van recente informatie van haar behandelend neuroloog en internist. Appellante heeft in hoger beroep grieven van medische aard aangevoerd, waarbij zij verwees naar medisch onderzoek dat in Turkije was verricht. Dit onderzoek zou aantonen dat zij lijdt aan een dubbele hernia, wat volgens haar niet in aanmerking was genomen bij de beoordeling van haar arbeidsvermogen.
Tijdens de zitting op 9 september 2005 heeft de Raad appellante de gelegenheid gegeven om de medische gegevens uit Turkije in te zenden. De bezwaarverzekeringsarts G.P.J. de Kanter concludeerde echter dat deze gegevens geen nieuw licht wierpen op de eerder vastgestelde functionele mogelijkheden van appellante. De Raad oordeelde dat er geen aanwijzingen waren dat de bezwaarverzekeringsarts de Turkse medische gegevens niet serieus had beoordeeld.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat appellante medisch gezien in staat was de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies te vervullen. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd gedaan door D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van griffier J.E.M.J. Hetharie, op 14 april 2006.