ECLI:NL:CRVB:2006:AW2057
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- Rechtspraak.nl
Verzekeringsplichtige arbeidsverhouding van bemanningslid van vissersvaartuig en aandeel in de besomming
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Alkmaar. De appellante, die een vissersbedrijf exploiteert, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de verzekeringsplicht van haar deelvissers. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarop zij in hoger beroep ging. De zitting vond plaats op 26 januari 2006, waarbij appellante werd bijgestaan door haar advocaat en een medegemachtigde. De gedaagde partij werd vertegenwoordigd door een medewerker van het Uwv.
De Centrale Raad overwoog dat volgens de sociale werknemersverzekeringswetten de arbeidsverhouding van een bemanningslid van een vissersvaartuig als dienstbetrekking wordt beschouwd, tenzij het lid verzekerd is tegen de gevolgen van arbeidsongeschiktheid of als exploitant of mede-exploitant van het vaartuig wordt aangemerkt. De Raad concludeerde dat appellante als eigenaresse van de vissersvaartuigen en rechthebbende op een aanzienlijk deel van de besomming, de centrale positie in het bedrijf behield. De deelvissers, hoewel zij visvergunningen en certificaten bezaten, droegen geen economisch risico en konden daarom niet als mede-exploitanten worden beschouwd.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de deelvissers verplicht verzekerd zijn van rechtswege, aangezien zij in dienstbetrekking bij appellante zijn. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 30 maart 2006.