ECLI:NL:CRVB:2006:AW1965
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- A.H. Polderman-Eelderink
- G. van der Wiel
- H.C. Cusell
- Rechtspraak.nl
Verzekeringsplicht en gezagsverhouding in de sociale werknemersverzekeringswetten
In deze zaak gaat het om de vraag of er een gezagsverhouding bestaat tussen gedaagde, de opvolger van het CITO, en de constructiegroepleden die in de jaren 1998 tot en met 2002 voor gedaagde werkzaam waren. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen gezagsverhouding was tussen gedaagde en de constructiegroepleden, wat de verzekeringsplicht en premieplicht van gedaagde in het geding bracht.
De Raad overweegt dat de constructiegroepleden, ervaren docenten, op eigen gezag en zonder sturing van gedaagde hun opdrachten vervullen. Gedaagde biedt enkel organisatorische ondersteuning en heeft geen inhoudelijke controle over de aangeleverde vragen. De Raad concludeert dat er geen gezagsverhouding is vastgesteld, wat betekent dat de correctienota's van gedaagde over de jaren 1998 tot en met 2002, die gebaseerd zijn op een vermeende premieverschuldigdheid, niet houdbaar zijn. Hierdoor mist het besluit van appellant van 30 juni 2004 de noodzakelijke motivering.
De Centrale Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af. Tevens wordt appellant veroordeeld in de proceskosten van gedaagde tot een bedrag van € 644,--. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de zaak hebben behandeld en de griffier de uitspraak heeft vastgelegd.