ECLI:NL:CRVB:2006:AW1807
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.A.A.G. Vermeulen
- A. Beuker-Tilstra
- J.L.P.G. van Thiel
- Rechtspraak.nl
Ontslag van een leraar wegens onaanvaardbare relatie met een leerlinge
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een leraar die zijn tijdelijke dienstverband heeft verloren vanwege een onaanvaardbare relatie met een leerlinge. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank Breda, die het beroep van de leraar tegen het ontslag ongegrond heeft verklaard. De leraar, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.J.H. van den Dungen, betwist dat de relatie met de leerlinge van seksuele aard was en stelt dat het een vader-dochterrelatie betrof. Hij voerde aan dat de Bestuurscommissie van de scholengroep op de hoogte was van de relatie en dat er geen nieuwe feiten waren die het ontslag rechtvaardigden.
De Raad oordeelt dat de Bestuurscommissie terecht heeft geconcludeerd dat het vertrouwen in de leraar was geschaad door de relatie. De feiten, zoals het veelvuldig toelaten van de leerlinge in zijn huis en het vertonen van intimiteit, zijn onacceptabel voor een leraar. De Raad wijst erop dat een leraar een professionele afstand tot leerlingen moet bewaren en dat het niet melden van een dergelijke relatie een ernstige schending van dat vertrouwen is. De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd en dat er geen termen zijn voor vergoeding van proceskosten.
De uitspraak is gedaan op 6 april 2006, na een zitting op 2 maart 2006, waarbij zowel de leraar als de Bestuurscommissie vertegenwoordigd waren. De Raad benadrukt dat de relatie tussen de leraar en de leerlinge niet alleen ongepast was, maar ook het vertrouwen van ouders en leerlingen in de professionaliteit van de leraar ernstig heeft geschaad.