ECLI:NL:CRVB:2006:AV9535
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Weigering WAO-uitkering na afloop wachttijd en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de weigering van een WAO-uitkering aan een werkneemster na afloop van de wettelijke wachttijd. De werkneemster, die als receptioniste/secretaresse/telefoniste werkte, was op 13 november 2000 uitgevallen met klachten van vermoeidheid en depressiviteit. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde op 7 november 2001 een uitkering toe te kennen, omdat de werkneemster na de wachttijd van 52 weken minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. De werkneemster maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond op 16 april 2002.
De rechtbank 's-Gravenhage oordeelde in een eerdere uitspraak dat het Uwv ten onrechte had aangenomen dat de werkneemster in staat was haar eigen werk gedurende 40 uur per week te verrichten. In hoger beroep voerde het Uwv aan dat de werkneemster al vanaf haar zeventiende levensjaar met bepaalde klachten kampte en dat haar arbeidsongeschiktheid niet als rechtstreeks gevolg van ziekte kon worden aangenomen. De Raad overwoog dat het oordeel van een onafhankelijke deskundige, in dit geval de bezwaarverzekeringsarts, in beginsel gevolgd dient te worden, tenzij er feiten zijn die dit rechtvaardigen.
De Raad concludeerde dat de werkneemster, gezien haar medische situatie en de rapportages van deskundigen, niet in staat was om haar functie gedurende 40 uur per week te vervullen. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking had op het beroep van de werkgeefster en verklaarde deze niet-ontvankelijk. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van zowel de werkgeefster als de werkneemster, elk tot een bedrag van € 322,-.