ECLI:NL:CRVB:2006:AV7513
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Engelhart
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en toekenning van WAO-uitkering na afloop van de wachttijd
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante, die als schoonmaakster werkte en op 8 februari 1999 uitviel door gezondheidsklachten, waaronder hoofdpijn, duizeligheid en diabetes. Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, die het bezwaar tegen de weigering van de WAO-uitkering ongegrond verklaarde. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 10 januari 2006, waarbij appellante niet aanwezig was, maar gedaagde vertegenwoordigd werd door mr. F. van Hilten van het UWV.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante ernstige klachten heeft, maar dat deze niet leiden tot een vaststelling van volledige arbeidsongeschiktheid. De bezwaarverzekeringsarts E. Höfkens had in haar rapport van 14 februari 2002 een belastbaarheidspatroon opgesteld, dat door de Raad als juist werd beschouwd. Appellante had geen nieuwe medische gegevens overgelegd die haar standpunt konden onderbouwen. De Raad concludeert dat het oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit in stand kan blijven, omdat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de medische beoordeling van gedaagde.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellante in staat is om de haar voorgehouden functies te vervullen, ondanks haar gezondheidsklachten. De Raad ziet geen reden om een onafhankelijk deskundige te benoemen, aangezien appellante niet heeft aangetoond dat haar klachten haar arbeidsmogelijkheden zodanig beperken dat zij niet kan werken. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en appellante komt niet in aanmerking voor een WAO-uitkering.