ECLI:NL:CRVB:2006:AV5898
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Naheffing sociale werknemersverzekeringen en privaatrechtelijke arbeidsverhouding bij aandelenoverdracht
In deze zaak heeft appellante, een B.V. die zich bezighoudt met assurantiebemiddeling, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar. De rechtbank had geoordeeld dat de arbeidsverhouding tussen appellante en haar voormalig directeur-grootaandeelhouder, [naam 2], moet worden aangemerkt als een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Dit oordeel was gebaseerd op de financiële vergoedingsovereenkomst en de feitelijke omstandigheden van de arbeidsverhouding. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een gezagsverhouding, ondanks de aandelenoverdracht aan [naam 1].
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 30 januari 2006, waarbij de directeur-grootaandeelhouder van appellante, [naam 1], en de voormalig directeur-grootaandeelhouder, [naam 2], aanwezig waren. Gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, was niet verschenen. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat de werkzaamheden van [naam 2] als assurantiebemiddelaar een essentieel onderdeel vormden van de bedrijfsvoering van appellante. De Raad stelde vast dat de maandelijkse vergoedingen die [naam 2] ontving, niet anders konden worden beschouwd dan als loonbetalingen, ondanks dat deze via een factuur van zijn holding werden betaald.
De Raad concludeerde dat de gezagsverhouding tussen [naam 1] en [naam 2] aanwezig was, gezien de feitelijke omstandigheden waaronder de werkzaamheden werden verricht. De Raad wees erop dat de verzekeringsplicht van rechtswege ontstaat en dat de bedoeling van partijen daarbij niet doorslaggevend is. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.