ECLI:NL:CRVB:2006:AV2626
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de afwijzing van een nieuwe aanvraag voor AAW-uitkering zonder nieuwe feiten of omstandigheden
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 30 januari 2004, waarin haar verzoek om de ingangsdatum van haar AAW-uitkering te wijzigen, werd afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 10 januari 2006, waarbij appellante in persoon aanwezig was, bijgestaan door J.J.H. Melssen, en gedaagde vertegenwoordigd werd door mr. J.H. Nuyens van het Uwv.
De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat gedaagde in zijn besluit van 12 februari 2002 gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om een nieuwe aanvraag af te wijzen, omdat appellante geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden had aangedragen. De Raad bevestigt dat de rechtbank met juistheid heeft vastgesteld dat de eerdere afwijzing van 29 september 2000, waarbij aan appellante een AAW-uitkering werd toegekend met ingang van 4 juni 1985, stand kan houden.
De Raad concludeert dat appellante met haar verzoek van 2 januari 2002 niet heeft aangetoond dat er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een wijziging van de ingangsdatum van haar uitkering rechtvaardigen. De Raad bevestigt de beslissing van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af, waarbij de eerdere besluiten van gedaagde worden gehandhaafd. De uitspraak is gedaan door mr. C.W.J. Schoor, in aanwezigheid van griffier J.W. Engelhart, en is openbaar uitgesproken op 21 februari 2006.