ECLI:NL:CRVB:2006:AV2427
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- M.C.M. van Laar
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum WAZ-uitkering en bijzondere gevallen onder de WAZ
In deze zaak gaat het om de ingangsdatum van een WAZ-uitkering voor appellant, die als zelfstandig horecaondernemer werkzaam was. Appellant is begin 1998 uitgevallen met psychische klachten en heeft zijn bedrijf moeten staken. Op 19 november 2001 heeft hij een aanvraag voor een WAZ-uitkering ingediend, maar deze aanvraag werd pas op 6 februari 2002 in behandeling genomen. Bij besluit van 3 juli 2002 is hem een WAZ-uitkering toegekend met ingang van 6 februari 2001, maar appellant was van mening dat de uitkering eerder had moeten ingaan, omdat hij als een bijzonder geval moest worden aangemerkt volgens artikel 36, tweede lid, van de WAZ.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellant behandeld op 11 januari 2006. Tijdens de zitting is appellant bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.S. van der Biezen, terwijl gedaagde werd vertegenwoordigd door P.M.W. van der Helm van het Uwv. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de WAZ-uitkering niet eerder kan ingaan dan een jaar voor de aanvraagdatum, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. De Raad heeft vastgesteld dat appellant in de periode tussen zijn uitval en de aanvraagdatum ernstige psychische problemen had, maar dat er ook perioden waren waarin hij in staat was zijn zaken te behartigen.
De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellant niet eerder dan op 6 februari 2002 een aanvraag had kunnen indienen en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum van de WAZ-uitkering rechtvaardigden. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.