ECLI:NL:CRVB:2006:AV1997

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/2007 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering kinderbijslag op basis van inschrijving bij de CWI

In deze zaak gaat het om de weigering van kinderbijslag voor de zoon van appellante, Dennis, geboren in 1985. Tot en met het schooljaar 2001/2002 ontving hij kinderbijslag, maar na zijn inschrijving als werkzoekende op 24 januari 2003, werd hem over het vierde kwartaal van 2002 en het eerste kwartaal van 2003 geen recht op kinderbijslag toegekend. De Sociale Verzekeringsbank (gedaagde) stelde dat Dennis op de peildata niet als onderwijsvolgend of werkloos kind kon worden aangemerkt, omdat hij niet tijdig bij de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI) was ingeschreven. Appellante voerde aan dat zij in onzekerheid verkeerde over de inschrijving van haar zoon en dat er bijzondere omstandigheden waren die haar situatie verklaarden, zoals het overlijden van haar echtgenoot en het faillissement van diens bedrijf.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat Dennis op de peildata niet als werkzoekende geregistreerd was bij de CWI. De Raad oordeelde dat de inschrijving meer dan een maand na het intreden van de werkloosheid had plaatsgevonden, wat niet binnen een redelijke termijn was. De Raad bevestigde dat gedaagde terecht had besloten dat appellante geen recht had op kinderbijslag voor de betreffende kwartalen. De Raad oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het niet voldoen aan de inschrijvingsvereisten verschoonbaar maakten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen vergoeding van proceskosten toegekend.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige inschrijving bij de CWI voor het recht op kinderbijslag en dat onbekendheid met de regels niet automatisch leidt tot verschoonbaarheid. De Raad heeft eerder geoordeeld dat het aan de betrokkene is om aan te tonen dat er tijdig pogingen zijn gedaan tot inschrijving, wat in dit geval niet is aangetoond.

Uitspraak

04/2007 AKW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellante heeft op daartoe bij beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 5 maart 2004,
nr. 03/600 AKW, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 6 januari 2006, waar appellante in persoon is verschenen, terwijl gedaagde niet is verschenen.
II. MOTIVERING
Appellantes zoon Dennis, geboren [in] 1985, was tot en met het schooljaar 2001/2002 schoolgaand. Tot en met het derde kwartaal 2002 is voor hem kinderbijslag uitgekeerd. Gedurende het schooljaar 2002/2003 wilde Dennis een opleiding volgen bij de [naam school] te [vestigingsplaats], maar hij is niet toegelaten tot deze opleiding omdat hij geen stageplaats bij een bedrijf heeft kunnen verwerven. Op 24 januari 2003 heeft hij zich als werkzoekende laten registreren.
Bij besluiten van 27 februari 2003 heeft gedaagde aan appellante medegedeeld dat zij over het vierde kwartaal van 2002 en het eerste kwartaal van 2003 geen recht heeft op kinderbijslag ten behoeve van Dennis, omdat hij op de peildata van beide kwartalen niet als een onderwijsvolgend of werkloos kind kan worden aangemerkt. Appellante heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt en daarbij onder meer aangevoerd dat zij lange tijd in onzekerheid verkeerde over de mogelijke inschrijving van Dennis bij een leer-/werkopleiding in het schooljaar 2002/2003 en dat zij niet op de hoogte was van de noodzaak tot (tijdige) inschrijving bij de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI).
Bij beslissing op bezwaar van 29 april 2003 (hierna: het bestreden besluit) heeft gedaagde het bezwaar tegen de besluiten van 27 februari 2003 ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het standpunt van gedaagde onderschreven.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat er bijzondere omstandigheden zijn die ertoe dienen te leiden dat het niet voldoen aan de regels haar niet wordt toegerekend. In dit kader heeft zij gewezen op de moeilijke situatie waarin zij na het overlijden van haar echtgenoot en het faillissement van diens bedrijf is komen te verkeren.
De Raad overweegt het volgende.
In deze procedure is de vraag aan de orde of gedaagde terecht heeft geweigerd kinderbijslag toe te kennen voor Dennis over het vierde kwartaal van 2002 en het eerste kwartaal van 2003 op de grond dat Dennis op de peildata van deze kwartalen niet als onderwijsvolgend of werkloos kind in de zin van de Algemene kinderbijslagwet (AKW) kon worden aangemerkt.
De Raad stelt vast dat door appellante niet is weersproken dat Dennis noch op
1 oktober 2002, zijnde de peildatum van het vierde kwartaal van 2002, noch op
1 januari 2003, zijnde de peildatum van het eerste kwartaal van 2003, bij enige onderwijsinstelling was ingeschreven. De omstandigheid dat het moeite kostte om in het kader van een gecombineerd leer- en werktraject een stageplaats bij een leerbedrijf te verwerven maakt dit niet anders.
Ten aanzien van de vraag of Dennis terecht op de peildata niet als werkloos kind is aangemerkt overweegt de Raad als volgt.
Ingevolge artikel 7, achtste lid, van de AKW – zoals dit luidde ten tijde in geding – wordt een kind van 16 of 17 jaar slechts als werkloos aangemerkt indien en zolang het bij de CWI als werkzoekende is geregistreerd. Deze inschrijving dient binnen een redelijke termijn plaats te vinden, welke termijn volgens vaste rechtspraak van de Raad in het algemeen dient te worden gesteld op één maand. Tussen partijen is niet in geschil dat Dennis op de peildata van de in geschil zijnde kwartalen niet als werkzoekende bij de CWI was geregistreerd. De inschrijving bij de CWI, op 24 januari 2003, heeft meer dan een maand na het intreden van de werkloosheid, derhalve niet binnen een redelijke termijn, plaatsgevonden.
De Raad heeft al eerder overwogen – hij verwijst daartoe naar de uitspraken van
3 maart 1999 (RSV 99/156) en 6 januari 1999 (USZ 99/58) – dat onder bijzondere omstandigheden het de betrokkene niet kan worden tegengeworpen dat niet tijdig aan de voorwaarde van inschrijving bij de CWI is voldaan. In zo’n geval wordt van de betrokkene verwacht dat deze aannemelijk maakt dat er wel sprake is van een tijdige poging tot inschrijving. Een situatie waarin van dergelijke omstandigheden is gebleken, doet zich in dit geval evenwel niet voor.
Ten aanzien van de omstandigheid dat appellante niet op de hoogte was van de noodzaak tot tijdige inschrijving bij de CWI overweegt de Raad het volgende. In beginsel kan onbekendheid met wettelijke regels niet leiden tot het oordeel dat het niet hebben voldaan aan die regels verschoonbaar is. Naar appellante heeft aangegeven was zij in het bezit van een door gedaagde verstrekte en op de kinderbijslag betrekking hebbende informatiebrochure. Daarnaast blijkt ook uit de (toelichting bij de) aan appellante op
14 november 2002 toegezonden school-en onderhoudsverklaring welke regelgeving terzake van toepassing is. Gelet hierop is de Raad van oordeel dat het feit dat appellante de informatie heeft overhandigd aan haar accountant en deze niet zelf heeft geraadpleegd, in de risicosfeer van appellante is gelegen en dat op grond hiervan derhalve niet kan worden gezegd dat de te late inschrijving verschoonbaar moet worden geacht. Gedaagde heeft naar het oordeel van de Raad terecht geconcludeerd dat Dennis op de peildata geen werkloos kind was in de zin van de AKW.
Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat gedaagde terecht heeft beslist dat appellante over het vierde kwartaal van 2002 en het eerste kwartaal van 2003 geen recht heeft op kinderbijslag voor Dennis. Het hoger beroep van appellante kan derhalve niet slagen en de aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. T.L. de Vries als voorzitter en mr. H.J. Simon en mr. N.J. Haverkamp als leden, in tegenwoordigheid van S. Sweep als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2006.
(get.) T.L. deVries.
(get.) S. Sweep.
BKH