ECLI:NL:CRVB:2006:AV1072
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- B.J. van der Net
- G. van der Wiel
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen correctie- en boetenota's van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar, waarin het beroep van appellante tegen correctie- en boetenota's van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellante had moeten weten dat zij loonopgaven moest doen in verband met een door haar geïntroduceerde premiespaarregeling, en dat zij zich schuldig had gemaakt aan opzet of grove schuld. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld op 10 november 2005, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door haar directrice, terwijl gedaagde niet aanwezig was.
De Raad overweegt dat de rechtbank ten onrechte het bezwaar van appellante tegen de correctienota's ontvankelijk heeft verklaard, aangezien de bezwaartermijn was overschreden. De Raad concludeert dat het bezwaar tegen de correctienota's niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard. De Raad bevestigt echter de boetenota's van 25% van de naheffingen, omdat appellante als ervaren werkgeefster had moeten weten wat van haar werd verlangd. De Raad benadrukt dat de hoogte van de boetes geen reden vormt voor financiële problemen voor appellante, en dat er geen plaats is voor een gematigd compromis.
De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, het bezwaar tegen de correctienota's wordt alsnog niet-ontvankelijk verklaard, en het beroep voor het overige wordt ongegrond verklaard. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten van appellante, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen moet het door appellante betaalde recht vergoeden.