ECLI:NL:CRVB:2006:AV0748
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- C.W.J. Schoor
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Herziening WAO-uitkering en medische grondslag
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die sinds 5 september 2000 een uitkering ontving op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), heeft op 9 april 2002 besloten om de uitkering per 10 juni 2002 te herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar gedaagde handhaafde zijn eerdere besluit op 8 oktober 2002. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep ging.
Appellant betwist de medische grondslag van het bestreden besluit en stelt dat er ten onrechte geen urenbeperking is aangebracht in verband met zijn ochtendstijfheid. De Centrale Raad van Beroep overweegt dat de grieven van appellant geen nieuwe gezichtspunten bieden die het oordeel van de rechtbank kunnen veranderen. De Raad wijst erop dat in de gedingstukken geen bewijs is gevonden voor de ochtendstijfheid van appellant, en dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende gemotiveerd heeft aangegeven waarom geen urenbeperking nodig is.
De Raad concludeert dat het bestreden besluit van 8 oktober 2002 vernietigd moet worden, evenals de aangevallen uitspraak. Gedaagde moet opnieuw in de zaak voorzien. Tevens wordt gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 1.315,10, inclusief griffierechten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de zaak in het openbaar hebben behandeld.