ECLI:NL:CRVB:2006:AV0726
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van geschiktheid voor eigen werk
In deze zaak gaat het om de weigering van een WAO-uitkering aan appellant, die sinds 14 mei 1999 arbeidsongeschikt was door rugklachten. Appellant was werkzaam als administratief medewerker bij KPN Telecom en heeft in 2001 een aanvraag voor een WAO-uitkering ingediend. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant minder dan 15% zou zijn. Dit besluit werd in een later bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat appellant met ingang van 11 juni 1999 weer in staat was om zijn eigen werk te verrichten, zij het niet bij KPN Telecom vanwege een verstoorde arbeidsrelatie. De Raad overweegt dat bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid de maatman, oftewel de persoon die dezelfde werkzaamheden verrichtte als de verzekerde voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid, als uitgangspunt dient. In dit geval was de maatman de allround medewerker voorbereiding orders, die administratieve taken uitvoert.
De Raad concludeert dat er geen bewijs is dat er op de datum in geding geen vergelijkbare functies beschikbaar waren bij andere werkgevers. Daarom is het bestreden besluit van de gedaagde, dat appellant geschikt is voor zijn eigen werk, terecht gehandhaafd. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak en oordeelt dat het hoger beroep van appellant geen doel treft. Er zijn geen redenen om de gedaagde te veroordelen in de proceskosten, zoals vermeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.