ECLI:NL:CRVB:2006:AV0458

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/1540 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet ongegrond wegens niet tijdige betaling griffierecht in hoger beroep

In deze zaak heeft de opposant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 21 januari 2005. De Centrale Raad van Beroep heeft in een eerdere uitspraak op 15 juli 2005 het hoger beroep niet ontvankelijk verklaard, omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. De opposant heeft hiertegen verzet aangetekend, waarbij hij aanvoerde dat hij bereid was het griffierecht te betalen, maar dat dit geen zin had gezien de overschrijding van de beroepstermijn. De Raad heeft de zaak behandeld op 2 december 2005, waarbij de opposant in persoon verscheen, maar de geopposeerde niet vertegenwoordigd was.

De Raad heeft in zijn motivering benadrukt dat de opposant duidelijk was gewezen op de verplichting om het griffierecht tijdig te voldoen. Ondanks dat de opposant de uitspraak van de rechtbank voor zijn vakantie had ontvangen, heeft hij pas na zijn terugkomst actie ondernomen. De Raad oordeelt dat de opposant zelf verantwoordelijk is voor het niet tijdig voldoen van het griffierecht en dat zijn argumenten niet leiden tot een ander oordeel dan in de eerdere uitspraak. De Raad heeft geen aanleiding gezien om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard, waarbij de uitspraak op 13 januari 2006 openbaar is uitgesproken door de voorzitter en de leden van de Raad, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

05/1540 WSF
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], opposant
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Opposant heeft hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Dordrecht op 21 januari 2005, reg.nr. AWB 04/723, tussen partijen gegeven uitspraak.
Bij uitspraak van 15 juli 2005, welke op 20 juli 2005 aan partijen is verzonden, heeft de Raad het hoger beroep niet ontvankelijk verklaard.
Opposant is tijdig van die uitspraak in verzet gekomen.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 2 december 2005, waar opposant in persoon is verschenen en waar geopposeerde zich niet heeft laten vertegenwoordigen.
II. MOTIVERING
Bij uitspraak van 15 juli 2005 heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het griffierecht niet binnen de bij brief van 5 april 2005 gestelde termijn, welke eindigde op 3 mei 2005, is bijgeschreven op de rekening van de Centrale Raad van Beroep, dan wel ter griffie van de Raad is betaald. Voorts heeft de Raad in die uitspraak ten overvloede overwogen dat het hoger beroep eveneens niet-ontvankelijk zou kunnen worden verklaard op de grond dat het beroepschrift niet binnen de daartoe gestelde termijn bij de Raad is ingediend.
Opposant heeft in zijn verzetschrift aangevoerd en nader ter zitting toegelicht wel bereid te zijn geweest het griffierecht te betalen, maar dat het in dit geval geen zin had in verband met de overschrijding van de beroepstermijn, waardoor het hoger beroep alsnog niet-ontvankelijk verklaard zou worden. In dat verband gaf opposant ter zitting nog aan dat hij de uitspraak van de rechtbank Dordrecht voor zijn vakantie had ontvangen, maar vanwege het feit dat hij gehaast op vakantie ging pas na terugkomst in de gelegenheid was om zijn post te behandelen.
Hetgeen door opposant is aangevoerd kan de Raad niet leiden tot een ander oordeel dan hetwelk is neergelegd in zijn uitspraak van 15 juli 2005.
De Raad is van oordeel dat opposant duidelijk is gewezen op het feit dat de indiener van een hoger beroep voor het in behandeling nemen van het hoger beroep een griffierecht verschuldigd is, terwijl opposant geruime tijd in de gelegenheid is gesteld om het griffierecht tijdig te voldoen. Dat opposant heeft besloten het griffierecht niet te voldoen in verband met de mogelijkheid dat het hoger beroep alsnog niet-ontvankelijk verklaard zou kunnen worden op grond van overschrijding van de beroepstermijn, komt voor rekening van opposant.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. H. van Leeuwen als voorzitter en mr. T.L. de Vries en mr. H.J. Simon als leden, in tegenwoordigheid van T.S.G. Staal als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2006.
(get.) H. van Leeuwen.
(get.) T.S.G. Staal.