ECLI:NL:CRVB:2006:AU9943

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/7317 AOR
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.G. Kasdorp
  • G.L.M.J. Stevens
  • H.R. Geerling-Brouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verboden onderscheid tussen uitkeringsgerechtigden en doelgroepen van verschillende uitkeringsreglementen

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2006, staat de vraag centraal of er sprake is van verboden onderscheid tussen uitkeringsgerechtigden op basis van het Uitkeringsreglement van de Stichting Het Gebaar. Appellant, die een tegemoetkoming en een slotuitkering had ontvangen, stelde dat hij recht had op een hogere uitkering dan de toegekende € 460,66. De rechtbank had eerder zijn beroep ongegrond verklaard, en in hoger beroep werd deze beslissing opnieuw ter discussie gesteld.

De Raad voor de Rechtspraak heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waarbij werd verwezen naar de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad concludeerde dat er geen sprake was van verboden ongelijke behandeling, aangezien de doelgroepen van de verschillende uitkeringsreglementen niet gelijk zijn. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de door appellant aangevoerde gronden niet tot een ander oordeel konden leiden.

De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betreft de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken, waarbij de voorzitter en de leden van de Raad hun handtekeningen plaatsten ter bevestiging van de beslissing.

Uitspraak

04/7317 AOR
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het bestuur van de Stichting Het Gebaar, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft op daartoe bij beroepschrift met bijlage aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de op
7 december 2004, reg. nr. AWB 03/ 1565 BESLU ZWA, door de rechtbank Maastricht gegeven uitspraak, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift doen indienen.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 8 december 2005. Aldaar is appellant in persoon verschenen en heeft gedaagde zich niet doen vertegenwoordigen.
II. MOTIVERING
De Raad verwijst voor de voor dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden naar de aangevallen uitspraak en volstaat hier met het volgende.
Aan appellant is bij besluit van gedaagde van 4 november 2002 een tegemoetkoming toegekend van € 1.361,34 op grond van het Uitkeringsreglement individuele uitkeringen Stichting Het Gebaar (hierna: het Uitkeringsreglement) en dit bedrag is op voorschot betaalbaar gesteld. Bij besluit van 10 april 2003 is aan eiser op grond van het Uitkeringsreglement een slotuitkering toegekend van € 460,66. Een door eiser tegen dit besluit gemaakt bezwaar is bij het thans in geding zijnde besluit van 11 november 2003, kenmerk 81009, ongegrond verklaard. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het door appellant tegen laatst genoemd besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard.
In hoger beroep is evenals in eerste aanleg de vraag aan de orde of aan eiser op grond van het Uitkeringsreglement een hogere slotuitkering toekomt dan € 460, 66. De rechtbank heeft deze vraag in ontkennende zin beantwoord en heeft daarbij geoordeeld dat geen van de door eiser aangehaalde vormen van verboden ongelijke behandeling zich hier voordoet. De Raad kan de rechtbank in dit oordeel en in de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen geheel volgen. Hetgeen eiser in hoger beroep nog naar voren heeft gebracht, heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen brengen. Ook de Raad kan niet zien dat sprake is van een verboden onderscheid tussen de uitkeringsgerechtigden op grond van het Uitkerings- reglement en diegenen uit de Joodse gemeenschap of de Sinti en Roma gemeenschap, die op grond van de Uitkeringsreglementen individuele uitkeringen van de Stichting Maror-gelden Overheid dan wel van de Stichting Rechtsherstel Sinti en Roma een uitkering hebben ontvangen. Naar het oordeel van de Raad kan van een verboden ongelijke behandeling al geen sprake zijn, aangezien de doelgroepen van deze verschillende uitkeringsreglementen niet gelijk zijn.
De aangevallen uitspraak komt gezien het vorenstaande voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht en beslist als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door nr. C.G. Kasdorp als voorzitter en mr. G.L.M.J. Stevens en mr. H.R. Geerling- Brouwer als leden, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2006.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) E. Heemsbergen.