ECLI:NL:CRVB:2006:AU9490
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Naheffing premies sociale werknemersverzekeringen over loon in natura voor georganiseerde reis
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 5 juli 2004 het beroep van gedaagde, een organisatie die een reis naar Barcelona had georganiseerd voor haar personeel, gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de naheffing van premies over het jaar 2001 niet terecht was, omdat de waarde van de reis als loon in natura was aangemerkt, maar de gedaagde geen loonheffing had ingehouden op haar werknemers. De Uwv had de waarde van de reis, na aftrek van een eigen bijdrage, als loon in natura aangemerkt en premies nageheven over de jaren 2000 en 2001.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank een onjuiste maatstaf heeft aangelegd. De Raad oordeelde dat het voordeel uit dienstbetrekking, bestaande uit niet ingehouden loonheffing, is genoten in het jaar waarin gedaagde heeft afgezien van verhaal op haar werknemers. Dit betekent dat de naheffing van premies over het jaar 2001 terecht was. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep ongegrond, waarmee de naheffing van premies door de Uwv werd bevestigd.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de Coördinatiewet Sociale Verzekering en de noodzaak voor werkgevers om de verschuldigde loonheffing correct te verhalen op hun werknemers. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend aan de gedaagde.