ECLI:NL:CRVB:2006:AU9487
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van premieplichtig loon en verzekeringsplichtige dienstbetrekking in het kader van correctienota's
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. A.R. Netze, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zwolle. De rechtbank had op 15 juni 2004 geoordeeld over de premieplicht en de verzekeringsplicht van werknemers van appellante, naar aanleiding van correctienota's en boetenota's die door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen waren opgelegd. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 3 november 2005, waarbij appellante werd bijgestaan door mr. W.J. van Welsem en Ch. A. [v.d. S.]. Gedaagde was niet verschenen.
De Raad heeft de relevante feiten en omstandigheden uit de eerdere uitspraak van de rechtbank overgenomen en geconcludeerd dat appellante niet kon worden gevolgd in haar stelling dat er geen gezagsverhouding bestond tussen haar en de betrokkenen. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de betrokkenen hun arbeid persoonlijk dienden te verrichten en dat er een verplichting tot loonbetaling bestond. De Raad benadrukte dat de omstandigheid dat betrokkenen als zelfstandigen werden aangemerkt, niet in de weg stond aan de kwalificatie van hun arbeidsrelatie als een privaatrechtelijke dienstbetrekking.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de opgelegde correctienota's en boeten terecht waren. De Raad wees erop dat de werkgever zich bewust moet zijn van zijn verplichtingen met betrekking tot loonopgaven en dat overtredingen van deze verplichtingen als grove schuld kunnen worden aangemerkt. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak, voor zover deze was aangevochten, moest worden bevestigd en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.