04/3524 AW
04/3699 AW
04/5463 AW
de Korpsbeheerder van de politieregio Amsterdam-Amstelland, hierna te noemen: de Korpsbeheerder,
[betrokkene], wonende te [woonplaats], hierna te noemen: betrokkene.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens de Korpsbeheerder is op de daartoe bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 juni 2004, nr. AWB 03/1251 AW, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Ook namens betrokkene is op de daartoe bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen die uitspraak.
Namens beide partijen is een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 10 november 2005, waar de Korpsbeheerder zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. Th. Tanja, werkzaam bij de politieregio Amsterdam-Amstelland, en waar betrokkene in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. G.M. Terlingen, advocaat te Amsterdam.
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Betrokkene was werkzaam als hoofdagent bij de dienst Verkeerspolitie van de politieregio Amsterdam-Amstelland en vervulde daar de functie van specialist met als taakaccent taxizaken. Naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek naar de Taxicentrale Amsterdam, hierna TCA, heeft het Bureau Interne Onderzoeken op 16 oktober 2001 een onderzoek ingesteld naar een overboeking van een bedrag van f 2.000,-- door TCA onder de vermelding gift op de privérekening van betrokkene. In het kader van dit onderzoek heeft betrokkene een verklaring afgelegd. Betrokkene heeft daarbij onder meer verklaard dat hij tijdens zijn dienst met G, bestuurslid van TCA, in gesprek was geraakt over zijn hobby: het opknappen van oude auto’s, en zijn deelname aan een rally in welk verband hij sponsers zocht. G zou vervolgens om het gironummer van betrokkene hebben gevraagd en een maand later een bedrag van f 2.000,-- hebben overgemaakt.
1.2. In verband met het onderzoek van het Bureau Interne Onderzoeken heeft de Korpsbeheerder betrokkene bij besluit van 18 oktober 2001 buiten functie gesteld.
1.3. Op grond van bovengenoemd onderzoek heeft de Korpsbeheerder vastgesteld dat de integriteit van betrokkene door het aannemen van een geldbedrag van een leidinggevende van het bedrijf dat hij uit hoofde van zijn functie controleert, is aangetast en dat betrokkene heeft nagelaten zijn leidinggevenden over het aannemen van de gift vooraf dan wel nadien in kennis te stellen.
1.4. Ter zake van dit aan betrokkene verweten plichtsverzuim heeft de Korpsbeheerder aan betrokkene de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd. Deze straf heeft de korpsbeheerder na bezwaar gehandhaafd bij het besluit van 20 februari 2003.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - met bepalingen omtrent griffierecht en proceskosten - het beroep tegen het besluit van 20 februari 2003 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de Korpsbeheerder een nieuw besluit op bezwaar neemt. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim, maar de opgelegde disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag, gelet op het feit dat het plichtsverzuim niet meer omvat dan het aannemen van een geldbedrag ter financiering van de reparatie van de auto om aan de rally deel te nemen en gelet op de onberispelijke staat van dienst van betrokkene, niet evenredig geacht.
2.1. Bij besluit van 3 oktober 2004 heeft de Korpsbeheerder ter uitvoering van de aangevallen uitspraak de bezwaren wederom ongegrond verklaard en subsidiair aan betrokkene ontslag verleend wegens ongeschiktheid voor zijn functie.
2.2. De Raad stelt vast dat het geding in hoger beroep zich op de voet van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede uitstrekt tot het ter uitvoering van de aangevallen uitspraak gegeven nadere besluit van 3 oktober 2004.
3. De Korpsbeheerder heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Daarbij heeft de Korpsbeheerder zich op het standpunt gesteld dat de opgelegde disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig is. De Korpsbeheerder heeft daarbij overwogen dat betrokkene door het aannemen van een geldbedrag van TCA en door een melding daarvan aan zijn leidinggevenden achterwege te laten zich heeft schuldig gemaakt aan zeer ernstig plichtsverzuim, zodat de Korpsbeheerder de zwaarste disciplinaire straf mocht opleggen.
3.1. Betrokkene heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak, voorzover de rechtbank daarbij heeft overwogen dat sprake is van ernstig plichtsverzuim, gekeerd. Hij heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat hij zich gelet op de omstandigheden van het geval niet aan ernstig plichtsverzuim heeft schuldig gemaakt.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat betrokkene een geldbedrag van f 2.000,-- op zijn privérekening van TCA heeft ontvangen. Ook staat vast dat betrokkene vooraf noch achteraf de ontvangst van dit bedrag heeft gemeld aan zijn leidinggevenden. Betrokkene heeft zich daardoor, ook naar het oordeel van de Raad, niet gedragen als een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort te doen en zich daarmee schuldig gemaakt aan plichtsverzuim. Door het aannemen van een geldbedrag van het bedrijf dat hij uit hoofde van zijn functie controleerde, had betrokkene zich immers moeten realiseren dat hij de schijn van belangenverstrengeling op zich zou laden. Terecht heeft de Korpsbeheerder gewezen op de door betrokkene afgelegde eed. De grief van betrokkene dat van hem geen tegenprestatie is verlangd en daarmee zijn integriteit niet in geding is, kan niet worden gevolgd. Naar het oordeel van de Raad had betrokkene onder alle omstandigheden de schijn van belangenverstrengeling dienen te vermijden.
Dat betrokkene het geldbedrag van TCA zou hebben aangenomen ter financiering van de reparatie van zijn auto om aan een rally te kunnen deelnemen, doet aan een en ander niet af.
4.2. De Raad deelt derhalve het oordeel van de rechtbank dat betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim zodat de Korpsbeheerder bevoegd was hem disciplinair te straffen. Het vastgestelde plichtsverzuim kan naar het oordeel van de Raad als zeer ernstig worden gekwalificeerd. Hierbij acht de Raad van belang dat betrokkene als taak had om taxibedrijven, waaronder TCA, te controleren. Daarbij vervulde betrokkene namens de politieregio Amsterdam-Amstelland een openbare functie. Van hem kon worden verwacht dat hij wist dat hij op betrouwbare en integere wijze met de door hem gecontroleerde bedrijven diende om te gaan. Betrokkene had verder niet mogen nalaten zijn leidinggevenden van het ontvangen geldbedrag in kennis te stellen.
4.3. Met betrekking tot de zwaarte van de sanctie heeft de Korpsbeheerder terecht gewezen op de van een functionaris als betrokkene te verlangen volstrekt integere functie-uitoefening. Nu van dat laatste niet is gebleken is de Raad, mede gelet op het voorgaande, van oordeel dat de aard en de ernst van het plichtsverzuim zodanig zijn dat de opgelegde straf van ontslag daaraan niet onevenredig is te achten.
5. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep van de Korpsbeheerder slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd en het beroep van betrokkene moet ongegrond worden verklaard.
5.1. Nu de aangevallen uitspraak niet in stand kan blijven en het beroep ongegrond moet worden verklaard, ontvalt de grondslag aan het ter uitvoering van die uitspraak gegeven nadere besluit, zodat ook dit besluit moet worden vernietigd.
6. De Raad ziet ten slotte geen aanleiding tot toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake de vergoeding van proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep,
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep van betrokkene tegen het besluit van 20 februari 2003 ongegrond;
Vernietigt het besluit van 3 oktober 2004.
Aldus gegeven door mr. H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en mr. K. Zeilemaker en mr. D.A.C. Slump als leden, in tegenwoordigheid van mr. P.J.W. Loots als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 21 december 2005.
(get.) H.A.A.G. Vermeulen.