ECLI:NL:CRVB:2005:AU8990

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/634 WVG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.I. ’t Hooft
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervoersvoorziening in het kader van de Wet voorzieningen gehandicapten

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, die op 6 november 2003 het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Veldhoven ongegrond verklaarde. Appellant had op 5 november 2002 een verzoek ingediend voor een vervoersvoorziening in de vorm van een reispas voor deelname aan het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV). Dit verzoek werd afgewezen op basis van een medisch advies van arts L. Ectors van Argonaut B.V., waarin werd geconcludeerd dat er geen indicatie was voor een vervoersvoorziening. Het College van burgemeester en wethouders handhaafde deze afwijzing in een besluit van 4 maart 2003, waarop appellant in beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad oordeelde dat het gemeentebestuur verantwoordelijk is voor de verlening van voorzieningen aan gehandicapten, zoals vastgelegd in de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg). De Raad bevestigde dat een voorziening alleen kan worden toegekend als deze medisch geïndiceerd is, zoals ook bepaald in de Verordening Voorzieningen Gehandicapten van de gemeente Veldhoven. De Raad concludeerde dat appellant, ondanks zijn klachten, niet voldoende had aangetoond dat hij niet in staat was om gebruik te maken van het openbaar vervoer. Het advies van de arts werd als juist beschouwd, en de Raad zag geen aanleiding om de afwijzing van het verzoek te herzien.

De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken. De Centrale Raad van Beroep heeft daarmee de afwijzing van het verzoek van appellant door het College van burgemeester en wethouders gerechtvaardigd.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/634 WVG
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Veldhoven, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 6 november 2003, reg.nr. 03/748 WVG.
Desgevraagd heeft appellant de Raad nadere informatie verstrekt.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 16 november 2005, waar appellant niet is verschenen, en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door M.Y. Berktas, werkzaam bij de gemeente Veldhoven.
II. MOTIVERING
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Appellant heeft op 5 november 2002 bij gedaagde in het kader van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) een verzoek om een vervoersvoorziening in de vorm van een reispas voor deelname aan het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV) ingediend. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft de arts L. Ectors (hierna: Ectors) van Argonaut B.V. op 26 november 2002 desgevraagd aan gedaagde een medisch advies uitgebracht. In dit advies is geconcludeerd dat er geen indicatie is voor een vervoersvoorziening. Vervolgens heeft gedaagde bij besluit van 23 december 2002 het verzoek van appellant afgewezen.
Bij besluit van 4 maart 2003 heeft gedaagde het bezwaar tegen het besluit van 23 december 2002 ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 4 maart 2003 ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Artikel 2, eerste lid, van de Wvg bepaalt dat het gemeentebestuur zorgdraagt voor de verlening van woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen ten behoeve van de deelneming aan het maatschappelijk verkeer van de in de gemeente woonachtige gehandicapten en dat het gemeentebestuur met inachtneming van hetgeen bij of krachtens de Wvg is bepaald bij verordening daartoe regels dient vast te stellen. Ter uitvoering van die bepaling heeft de raad van de gemeente Veldhoven de Verordening Voorzieningen Gehandicapten (hierna: Verordening) vastgesteld.
Artikel 2, eerste lid, aanhef en onder d, van de Verordening bepaalt dat een voorziening slechts kan worden toegekend voor zover deze medisch geïndiceerd is.
Ingevolge artikel 22 van de Verordening kan een gehandicapte voor een voorziening in de vorm van collectief vervoer in aanmerking worden gebracht, wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het gebruik van het openbaar vervoer of het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken.
Blijkens het advies van Ectors is appellant onder meer in staat om ongeveer 1000 meter te lopen, kan hij enkele kilometers fietsen, kan hij in rustig tempo lopend de gemiddelde halte van het openbaar vervoer bereiken en kan hij zonder begeleiding gebruik maken van het openbaar vervoer. De Raad is niet gebleken dat dit advies inhoudelijk niet juist is. Appellant heeft weliswaar aangevoerd dat hij als gevolg van duizeligheid en spierkrampen in zijn benen niet in staat is om zich per openbaar vervoer te verplaatsen, maar hij heeft dit op geen enkele wijze met medische stukken onderbouwd of aannemelijk gemaakt. Hetgeen hiervoor is overwogen mede in aanmerking genomen acht de Raad in dat verband onvoldoende de enkele omstandigheid dat appellant medicijnen gebruikt waarvan de bijwerkingen blijkens de overgelegde bijsluiter onder meer duizeligheid en krampen in de benen kunnen zijn.
Dit betekent dat gedaagde, gelet op voormeld advies alsmede het bepaalde in de Verordening, de afwijzing van het onderhavige verzoek van appellant terecht in zijn besluit van 4 maart 2002 heeft gehandhaafd.
De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. M.I. ’t Hooft, in tegenwoordigheid van S.M.A. School als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 28 december 2005.
(get.) M.I. ’t Hooft.
(get.) S.M.A. School.
HE/24115