ECLI:NL:CRVB:2005:AU8532
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- P.C. de Wit
- Rechtspraak.nl
Toegang tot de rechter en griffierecht in hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 december 2005 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een opposant tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 26 juli 2005. De opposant had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen, maar dit was niet-ontvankelijk verklaard omdat hij het verschuldigde griffierecht van € 102,-- niet tijdig had betaald. De opposant diende vervolgens een verzetschrift in, waarin hij stelde dat hij betalingsonmacht had en dat de toegang tot de rechter in geding was zonder vrijstelling van het griffierecht.
De Raad overwoog dat noch de Algemene wet bestuursrecht (Awb) noch de Beroepswet de mogelijkheid biedt tot vrijstelling van het griffierecht. De Raad concludeerde dat het geheven griffierecht niet zo hoog was dat het de toegang tot de rechter wezenlijk belemmerde, en dat de opposant voldoende tijd had gekregen om aan zijn betalingsverplichting te voldoen. De Raad merkte op dat de opposant, ondanks zijn betalingsonmacht, niet had verzocht om uitstel en dat hij tijdig op de hoogte was gesteld van de verplichting tot betaling van het griffierecht.
De Centrale Raad van Beroep verklaarde het verzet ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak bevestigde dat de enkele omstandigheid dat griffierecht wordt geheven, niet automatisch leidt tot een schending van het recht op toegang tot de rechter zoals gewaarborgd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Raad concludeerde dat de opposant niet in verzuim was geweest en dat de eerdere uitspraak terecht was gedaan.