ECLI:NL:CRVB:2005:AU8260
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Hoofdelijkheid van aansprakelijkheid voor onbetaalde boetenota's in sociale verzekeringswetgeving
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van gedaagde voor onbetaald gebleven boetenota's die aan [naam BV] zijn opgelegd. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank Rotterdam vernietigd, waarin werd geoordeeld dat gedaagde terecht als feitelijk beleidsbepaler van [naam BV] werd aangemerkt en dus hoofdelijk aansprakelijk kon worden gesteld voor de onbetaald gebleven nota's. De rechtbank had echter ten onrechte geoordeeld dat gedaagde ook aansprakelijk kon worden gesteld voor de boetenota's, omdat hij als bestuurder van [naam BV] onderwerp was van een strafrechtelijk onderzoek. Dit onderzoek stond in de weg aan de aansprakelijkstelling voor deze boetenota's, zoals bepaald in artikel 12c van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.
De Raad overwoog dat de rechtbank buiten de omvang van het geding was getreden door een oordeel te geven over de aansprakelijkheid voor de boetenota's, aangezien gedaagde hiertegen geen grieven had aangevoerd. De Raad concludeerde dat de rechtbank niet in acht had genomen dat de aansprakelijkstelling voor de boetenota's niet aan de orde was in het hoger beroep, omdat alleen appellant in hoger beroep was gekomen. Hierdoor werd de uitspraak van de rechtbank vernietigd en werd het beroep ongegrond verklaard.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de leden de zaak in behandeling hebben genomen. De zitting vond plaats op 22 september 2005, waar beide partijen vertegenwoordigd waren. De Raad heeft uiteindelijk beslist dat er geen termen aanwezig zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betreft de proceskosten.