ECLI:NL:CRVB:2005:AU6890
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Beëindiging en terugvordering van WAO-uitkering en toeslag ingevolge de Toeslagenwet na detentie en onjuiste informatie over leefsituatie
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WAO-uitkering en de terugvordering van een toeslag ingevolge de Toeslagenwet (TW) van gedaagde, die in detentie verbleef. Gedaagde ontving sinds 9 juni 1992 een WAO-uitkering, laatstelijk berekend op 25 tot 35% arbeidsongeschiktheid, en vanaf 1 april 1996 een toeslag op grond van de TW. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft de uitkering per 10 juni 2000 beëindigd en de onverschuldigd betaalde bedragen teruggevorderd. Gedaagde heeft hiertegen hoger beroep ingesteld na een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die het beroep van appellant deels gegrond verklaarde en het besluit tot terugvordering van de toeslag vernietigde.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de rechtbank ten onrechte het besluit tot terugvordering van de toeslag heeft vernietigd. De Raad oordeelt dat de rechtbank niet had mogen aannemen dat het besluit van 29 augustus 2000, waarbij de terugvordering van de toeslag werd gehandhaafd, in strijd was met het verbod van reformatio in peius. De Raad concludeert dat de rechtbank niet voldoende rekening heeft gehouden met de feitelijke situatie van gedaagde, die in zijn inlichtingenformulieren steeds heeft aangegeven dat hij met zijn kinderen een gezin vormde, terwijl hij in werkelijkheid gedetineerd was.
De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond, wat betreft de terugvordering van de toeslag. De Raad oordeelt dat er geen reden is om appellant te veroordelen tot vergoeding van proceskosten en griffierecht, en bevestigt daarmee de rechtmatigheid van de terugvordering van de onverschuldigd betaalde bedragen.