ECLI:NL:CRVB:2005:AU5182
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- M.C.M. van Laar
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over privaatrechtelijke dienstbetrekking en verzekeringsplicht van aandeelhouder
In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door een onderneming in de detailhandel in bedrijfswagens tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De rechtbank had geoordeeld dat er sprake was van een privaatrechtelijke dienstbetrekking tussen de middellijk aandeelhouder, betrokkene, en de appellante. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld op 25 augustus 2005, waarbij de appellante werd vertegenwoordigd door betrokkene en drs. W.J. Hoekstra van Deloitte Belastingadviseurs B.V. Gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, was niet verschenen.
De Raad heeft de beroepsgronden van appellante, die stelde dat er geen gezagsverhouding bestond en dat de verzekeringsplicht ten onrechte was aangenomen, niet gegrond verklaard. De Raad concludeerde dat er onvoldoende materiële aanwijzingen waren voor het gezamenlijk drijven van een onderneming door betrokkene en de overige aandeelhouders. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat betrokkene in een gezagsrelatie tot de vennootschap stond, ondanks zijn minderheidsaandeelhouderschap.
De Raad oordeelde verder dat de opgelegde boeten terecht waren, omdat appellante had nagelaten om de juiste loonopgave te doen. De Raad benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de werkgever is om een volledige en juiste loonopgave te doen en dat de overtreding van deze verplichting als grove schuld kan worden gekwalificeerd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.