ECLI:NL:CRVB:2005:AU5127
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- A.C.W. van Huussen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de intrekking van WAO-uitkering op basis van medische en arbeidskundige grondslagen
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellant, die na een bedrijfsongeval op 3 juli 2000 arbeidsongeschikt was verklaard. De intrekking vond plaats per 12 november 2002, omdat gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), oordeelde dat appellant in staat was om met passende arbeid een inkomen te genereren met een loonverlies van minder dan 15%. Appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij hij betoogde dat zijn medische situatie onveranderd was en dat de intrekking onbegrijpelijk was.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de intrekking van de uitkering was gebaseerd op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag. De Raad verwees naar rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige, die de geschiktheid van appellant voor bepaalde functies hadden beoordeeld. De Raad oordeelde dat de geselecteerde functies binnen de belastbaarheid van appellant vielen, ondanks zijn klachten van duizeligheid en andere beperkingen. De Raad benadrukte dat elke keuring op zichzelf staat en dat het mogelijk is dat de mate van arbeidsongeschiktheid kan variëren, zelfs bij een onveranderde medische toestand.
De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de medische en arbeidskundige beoordeling door gedaagde. De uitspraak werd gedaan door mr. D.J. van der Vos, met mr. A.C.W. van Huussen als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 21 oktober 2005.