ECLI:NL:CRVB:2005:AU4679

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/1268 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.Th. Wolleswinkel
  • K. Zeilemaker
  • R. Kooper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de indeling van een ambtenaar na gemeentelijke herwaardering en toezeggingen omtrent functieschalen

In deze zaak gaat het om de indeling van appellant, een ambtenaar, in functieschaal 6 na een gemeentelijke herwaardering. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo, waarin zijn bezwaar tegen de indeling in schaal 6 ongegrond werd verklaard. Hij stelt dat hem is toegezegd dat hij in schaal 7 zou worden ingedeeld. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 8 september 2005, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, en gedaagde werd vertegenwoordigd door een juridisch adviseur en een medewerker van de gemeente Rijssen-Holten.

De Raad heeft vastgesteld dat appellant met terugwerkende kracht per 1 januari 2001 in de uitlooprang (en -schaal) gemeenteambtenaar VI, schaal 6, is geplaatst. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze indeling, omdat hij meent recht te hebben op uitloopschaal 7, gebaseerd op toezeggingen van de gemeentesecretaris. De Raad heeft echter geconcludeerd dat er geen duidelijke toezeggingen zijn gedaan die appellant recht zouden geven op schaal 7. De gemeentesecretaris had appellant niet goed gekend en de vraag die appellant stelde tijdens een informatieavond was niet specifiek genoeg om als een bindende toezegging te worden beschouwd.

De Raad oordeelt dat de bevestigende antwoorden die appellant ontving tijdens de informatieavond niet kunnen worden opgevat als een garantie voor indeling in schaal 7. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellant niet gerechtvaardigd heeft vertrouwd op de toezeggingen die hij meende te hebben ontvangen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

04/1268 AW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijssen-Holten, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft op de daartoe bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 22 januari 2004, nr. 03/385 AW V1 A, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 8 september 2005, waar appellant in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. S.G. Volbeda, advocaat te Arnhem. Gedaagde heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. H. Reit, juridisch adviseur te Nijverdal, en door A.H. Blonk, werkzaam bij de gemeente Rijssen-Holten. Op verzoek van appellant is als getuige gehoord [naam getuige].
II. MOTIVERING
1. Appellant was werkzaam bij de voormalige gemeente Holten als monteur in functieschaal 6, in welke schaal hij in 1996 zijn maximumsalaris had bereikt. De gemeente Holten kende geen uitloopschalen. Na de gemeentelijke herindeling per
1 januari 2001 werd appellant in de nieuwe gemeente, inmiddels Rijssen-Holten genaamd, overeenkomstig zijn voorkeur geplaatst in de functie van monteur. Voor deze functie geldt een functieschaal 5, met daaraan verbonden een uitloopschaal 6. Appellant bleef na de overgang zijn salarisschaal 6 behouden als zogeheten garantieschaal. Hiermee kon appellant zich verenigen.
1.1. Bij besluit van 9 april 2002, aan appellant meegedeeld bij brief van 26 april 2002, is appellant met terugwerkende kracht per 1 januari 2001 geplaatst in de voor hem geldende uitlooprang (en -schaal) te weten gemeenteambtenaar VI, schaal 6.
1.2. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, omdat hij meent in aanmerking te komen voor uitloopschaal 7. Dit bezwaar is ongegrond verklaard bij het bestreden besluit van 25 maart 2003.
2. De rechtbank heeft het hiertegen ingestelde beroep bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard.
3. Niet in geschil is dat appellant, nu aan zijn functie schaal 5 met bijbehorende uitloopschaal 6 is verbonden, op grond van de geldende voorschriften niet in aanmerking kan komen voor uitloopschaal 7. Appellant meent echter dat hij daarop toch recht heeft vanwege toezeggingen van de zijde van gedaagde, meer in het bijzonder van de gemeentesecretaris, waarop hij mocht vertrouwen en waardoor hij zich ook daadwerkelijk heeft laten leiden toen hij mocht opteren voor een functie in de nieuwe gemeentelijke organisatie.
4.1. De beweerde toezegging is vóór de gemeentelijke herindeling gedaan op een informatieavond, gehouden op 21 november 2000 en bedoeld voor Holtense gemeenteambtenaren. Daarbij waren ongeveer 50 personen aanwezig. Appellant stelt, en hij wordt daarin gesteund door de getuige [naam getuige], dat hij daar aan de gemeentesecretaris van toen nog de gemeente Rijssen de vraag heeft voorgelegd of hij vanuit zijn toenmalige schaal en een lagere schaalindeling in de nieuwe organisatie in aanmerking kon komen voor uitloop naar de volgende schaal na de herindeling. Die vraag is bevestigend beantwoord.
4.2. Van de zijde van gedaagde is benadrukt dat appellant bij het stellen van de bewuste vraag géén schaalnummers heeft genoemd. De gemeentesecretaris en een medewerker Personeelszaken die ook op de bijeenkomst aanwezig was, hebben verklaard dat appellant heeft gevraagd of hij vanuit zijn toenmalige functie, die in het functieboek lager was gewaardeerd, toch wel in “de uitloop” kon komen. Die vraag is inderdaad bevestigend beantwoord en het bestreden besluit correspondeert daar ook mee: appellant is immers in een uitloopschaal geplaatst en die uitloopschaal is hoger dan zijn functieschaal. Er is daarbij nog op gewezen dat de gemeentesecretaris appellant niet kende en niet wist hoe zijn concrete situatie was.
4.3. De Raad constateert dat op grond van de stukken en hetgeen partijen hierover ook thans ter zitting hebben verklaard, niet met zekerheid kan worden vastgesteld hoe appellants vraag precies heeft geluid. Daarmee staat ook niet vast welke betekenis moet worden toegekend aan het antwoord op die vraag. De Raad acht het geenszins uitgesloten dat de gemeentesecretaris niet goed heeft begrepen wat appellant precies bedoelde. Zeker nu de vraag in het kader van een voorlichtingsbijeenkomst is gesteld, kan niet licht worden aangenomen dat toezeggingen zijn gedaan. Het betreft daar veel eerder het geven van globale informatie of indicaties.
4.4. Appellant was naar zijn verklaring door het bevestigende antwoord verrast. Desalniettemin heeft hij niet om een verduidelijking gevraagd of geverifieerd of hij het antwoord goed begrepen had. Appellant vond dat niet nodig omdat hij die bevestiging naar eigen zeggen vond in de kort na de informatieavond door de afdeling personeels-zaken opgestelde antwoorden op een aantal vragen die de ondernemingsraad aan die afdeling had voorgelegd. Uit die antwoorden blijkt volgens appellant dat na de herindeling ook Holtense ambtenaren in aanmerking kwamen voor een hogere uitloopschaal dan de schaal die zij hadden. Gedaagde meent dat het antwoord niet verder strekt dan dat iemand als appellant niet minder rechten heeft dan zijn Rijssense collega-monteurs. Deze zijn allen ingedeeld in functieschaal 5 en hebben uitzicht op uitloopschaal 6, in welke schaal appellant thans is geplaatst.
4.5. Nu ook op dit punt onduidelijkheid en daarom ook verschil van mening kan bestaan, ziet de Raad niet in dat met het antwoord van de gemeentesecretaris gevoegd bij de antwoorden van personeelszaken bij appellant gerechtvaardigde en rechtens te honoreren verwachtingen zijn gewekt dat hij recht zou hebben op uitloopschaal 7. Van een niet mis te verstane toezegging is geen sprake. Dat appellant op grond van deze gegevens niet heeft geopteerd voor een hoger ingeschaalde functie dan die van monteur moet dan ook voor zijn rekening blijven.
5. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake de vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. J.Th. Wolleswinkel als voorzitter en mr. K. Zeilemaker en mr. R. Kooper als leden, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2005.
(get.) J.Th. Wolleswinkel.
(get.) P.W.J. Hospel.
HD
26.09