ECLI:NL:CRVB:2005:AU3984
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake hoogte oudersdomspensioen en ingangsdatum verzekering AOW
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin de hoogte van het aan appellant toegekende ouderdomspensioen en de ingangsdatum van de AOW-verzekering ter discussie staan. Appellant, vertegenwoordigd door mr. M.A.P. van Vugt, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van 30 juli 2004, waarin zijn beroep ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 16 september 2005, waarbij appellant in persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat, en de Sociale verzekeringsbank werd vertegenwoordigd door J.A.J. Groenendaal. Tijdens de zitting zijn getuigen gehoord die de stelling van appellant ondersteunden dat hij vanaf september 1969 in Nederland heeft gewoond en gewerkt, wat van belang is voor de hoogte van zijn AOW-pensioen.
De Raad heeft vastgesteld dat de getuigenverklaringen en de overgelegde vergunning tot verblijf voldoende bewijs leveren voor de stelling van appellant. De Raad oordeelt dat de rechtbank ten onrechte het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard. De Centrale Raad van Beroep vernietigt de eerdere uitspraak en het bestreden besluit van de Sociale verzekeringsbank. De Raad bepaalt dat de Sociale verzekeringsbank een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen, rekening houdend met de nieuwe informatie die tijdens de zitting is gepresenteerd. Tevens wordt de Sociale verzekeringsbank veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 844,-, en het griffierecht van € 133,- moet worden vergoed.