ECLI:NL:CRVB:2005:AU3702
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- C.W.J. Schoor
- A.W.M. Bijloos
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheidsuitkering en rechtsgevolgen van bestreden besluiten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen besluiten van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellant, die sinds januari 1999 arbeidsongeschikt is door RSI-klachten, heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het Uwv die zijn uitkering ongewijzigd hebben vastgesteld. De rechtbank 's-Gravenhage heeft eerder de besluiten van het Uwv vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 3 mei 2005 behandeld, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn echtgenote en het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. J.H. Meijs.
De Raad heeft in zijn uitspraak op 27 september 2005 geoordeeld dat de eerdere uitspraak van de rechtbank niet in stand kan blijven. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank niet voldoende rekening heeft gehouden met de psychische beperkingen van appellant en dat de geselecteerde functies niet passen binnen het belastbaarheidsprofiel dat door de verzekeringsarts is vastgesteld. De Raad heeft de besluiten van het Uwv vernietigd en bepaald dat nieuwe besluiten op bezwaar moeten worden genomen, waarbij ook de proceskosten van appellant worden vergoed. De Raad heeft benadrukt dat de goede procesorde in acht moet worden genomen en dat partijen goed geïnformeerd moeten worden over de procedure.
De uitspraak van de Raad heeft belangrijke implicaties voor de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de verantwoordelijkheden van het Uwv bij het vaststellen van uitkeringen. De Raad heeft ook aandacht gevraagd voor de noodzaak van een zorgvuldige en transparante procedure bij het nemen van besluiten over arbeidsongeschiktheid.