ECLI:NL:CRVB:2005:AU3496

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/5555 AOW + 04/5556 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening AOW-pensioen naar ongehuwden grondslag en duurzaam gescheiden leven

In deze zaak gaat het om de herziening van de AOW-pensioenen van appellanten, die door de Sociale verzekeringsbank (SVB) zijn aangemerkt als duurzaam gescheiden levend. De SVB heeft op 31 oktober 2003 besluiten genomen waarbij de AOW-aanspraken van appellanten zijn herzien, met als gevolg dat zij vanaf 1 januari 2002 als ongehuwden worden behandeld. Dit leidde tot een aanzienlijke verhoging van de eigen bijdrage voor de AWBZ voor appellant, van € 445,- naar € 1.516,-. Appellanten hebben hiertegen bezwaar aangetekend, maar de SVB verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank Alkmaar heeft de beroepen van appellanten tegen de besluiten van de SVB op 17 augustus 2004 eveneens ongegrond verklaard.

Namens appellanten heeft mr. R. Kiewitt, advocaat te Alkmaar, hoger beroep ingesteld. De SVB heeft in een brief van 16 juni 2005 laten weten de bestreden besluiten niet langer te handhaven, wat betekent dat zij de bezwaren van appellanten in overweging neemt. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 24 juni 2005 behandeld, maar partijen zijn niet verschenen. De Raad heeft vastgesteld dat de bestreden besluiten en de uitspraak van de rechtbank niet rechtens kunnen standhouden.

De Raad heeft geoordeeld dat de SVB opnieuw moet beslissen op de bezwaarschriften van appellanten, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de SVB veroordeeld in de proceskosten van appellanten, die zijn begroot op € 644,-, en moet de SVB het betaalde griffierecht van € 164,- vergoeden aan appellanten. De uitspraak is gedaan op 16 september 2005 door de Centrale Raad van Beroep, met H. van Leeuwen als voorzitter en T.L. de Vries en H.J. Simon als leden.

Uitspraak

04/5555 AOW + 04/5556 AOW
U I T S P R A A K
in de gedingen tussen
[appellant], appellant, en [appellante], appellante, beiden wonende te [woonplaats], tezamen hierna ook te noemen: appellanten,
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij een tweetal besluiten van 31 oktober 2003, hierna: de bestreden besluiten, heeft gedaagde de bezwaarschriften van appellanten tegen gedaagdes besluiten van 27 mei 2003 ongegrond verklaard. Bij laatstgenoemde besluiten is het pensioen van appellanten ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) herzien, omdat zij met ingang van 1 januari 2002 als duurzaam gescheiden levend worden aangemerkt.
Bij uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 17 augustus 2004, nr. AOW 03/1425 en AOW 03/1426, waarnaar hierbij wordt verwezen, zijn de beroepen van appellanten tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard.
Namens appellanten is mr. R. Kiewitt, advocaat te Alkmaar, op bij aanvullend beroepschrift aangegeven gronden, van die uitspraak in hoger beroep gekomen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 16 juni 2005 heeft gedaagde aan de Raad laten weten de bestreden besluiten niet langer te handhaven.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad op 24 juni 2005, waar partijen, met voorafgaand bericht, niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
Bij de in rubriek I genoemde besluiten van 27 mei 2003 heeft gedaagde op verzoek van appellanten de AOW-aanspraken van appellanten herzien, omdat zij duurzaam gescheiden van elkaar leefden. Appellant was opgenomen in een instelling ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), terwijl redelijkerwijs niet meer viel te verwachten dat de echtelijke samenleving binnen afzienbare tijd kon worden hersteld. In bezwaar is namens appellanten onder meer naar voren gebracht dat als gevolg van de wijziging naar een ongehuwdenpensioen de eigen bijdrage van appellant voor de AWBZ is verhoogd van € 445,- naar € 1.516,-. Verzocht wordt om de AOW-pensioenen weer om te zetten in pensioenen voor gehuwden. Bij de bestreden besluiten is het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Bij de in rubriek I genoemde brief van 16 juni 2005 heeft gedaagde te kennen gegeven de bestreden besluiten niet te handhaven. Ter motivering hiervan wordt opgemerkt dat in een aantal soortgelijke zaken – waarin de beschikking nog niet rechtens onaantastbaar was – door gedaagde tegemoet is gekomen aan de bezwaren van betrokkenen. Naar aanleiding van deze constatering zal door gedaagde een nader standpunt worden ingenomen over de vraag hoe moet worden omgegaan met de onderhavige problematiek in situaties waarin de beschikking nog niet rechtens onaantastbaar is. Daarop vooruit-lopend zal in geval van appellanten worden beslist overeenkomstig de wijze waarop in andere zaken is beslist.
De Raad stelt vast dat de bestreden besluiten, en de uitspraak van de rechtbank waarbij die besluiten in stand zijn gelaten, rechtens geen stand kunnen houden en derhalve voor vernietiging in aanmerking komen.
De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht gedaagde te veroordelen in de proceskosten van appellanten in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in eerste aanleg en € 322,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak:
Verklaart het beroep tegen de bestreden besluiten gegrond en vernietigt deze besluiten;
Bepaalt dat gedaagde op de bezwaarschriften opnieuw beslist met inachtneming van deze uitspraak;
Veroordeelt gedaagde in de proceskosten van appellanten in beroep en hoger beroep tot een bedrag groot € 644,-, te betalen door de Sociale verzekeringsbank;
Bepaalt dat de Sociale verzekeringsbank aan appellanten het betaalde griffierecht van € 164,- vergoedt.
Aldus gegeven door mr. H. van Leeuwen als voorzitter en mr. T.L de Vries en mr. H.J. Simon als leden in tegenwoordigheid van M. Gunter als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 september 2005.
(get.) H. van Leeuwen.
(get.) M. Gunter.