ECLI:NL:CRVB:2005:AU3159

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/3712 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing erkenning als burger-oorlogsslachtoffer op basis van psychisch letsel

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 september 2005 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.O. Wattilete, en de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiseres had een aanvraag ingediend om erkend te worden als burger-oorlogsslachtoffer op basis van lichamelijke en psychische klachten die zij toeschrijft aan haar oorlogservaringen in het voormalige Nederlands-Indië. De aanvraag werd afgewezen door de verweerster, die stelde dat er geen sprake was van tot invaliditeit leidend psychisch letsel, zoals vereist door de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945.

Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat de opvatting van verweerster niet in overeenstemming is met de medische gegevens en haar daadwerkelijke functioneren. De Raad heeft de medische adviezen van geneeskundig adviseurs van de Pensioen- en Uitkeringsraad in overweging genomen, die concludeerden dat eiseres weliswaar psychische klachten ervaart, maar dat deze niet leiden tot blijvende invaliditeit. De Raad heeft vastgesteld dat eiseres ondanks haar klachten adequaat functioneert in het dagelijks leven en dat de beperkingen die zij ervaart als gering kunnen worden aangemerkt.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het bestreden besluit van de verweerster in rechte standhoudt en heeft het beroep ongegrond verklaard. De Raad heeft geen termen gezien om proceskosten te vergoeden, en de uitspraak is openbaar gedaan. De zaak benadrukt de strikte eisen die worden gesteld aan de erkenning van psychisch letsel in het kader van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers.

Uitspraak

04/3712 WUBO
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerster.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Onder dagtekening 28 mei 2004, kenmerk JZ/F70/2004, heeft verweerster ten aanzien van eiseres een besluit genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Tegen dit besluit heeft mr. J.G. Wattilete, advocaat te Amsterdam, als gemachtigde van eiseres bij de Raad beroep ingesteld. In het beroepschrift is uiteengezet waarom eiseres zich met het bestreden besluit niet kan verenigen.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 11 augustus 2005.
Aldaar is voor eiseres verschenen haar gemachtigde mr. M.O. Wattilete, advocaat te Amsterdam, terwijl verweerster zich heeft doen vertegenwoordigen door J.A. Groeneveld, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
Eiseres, geboren in 1940 te Semarang in het voormalige Nederlands-Indië, heeft in februari 2003 bij verweerster een aanvraag ingediend, primair ertoe strekkend om te worden erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wet. Deze aanvraag heeft eiseres gebaseerd op lichamelijke en psychische klachten, die naar haar mening een gevolg zijn van haar oorlogservaringen in het voormalige Nederlands-Indië.
Verweerster heeft de aanvraag van eiseres afgewezen bij besluit van 4 december 2003, zoals na daartegen gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit. Daartoe is overwogen dat eiseres weliswaar is getroffen door oorlogsgeweld in de zin van de Wet
- te weten het meemaken van ongeregeldheden te Semarang tijdens de zogenoemde Bersiap-periode - maar dat niet is voldaan aan de ingevolge de Wet voor erkenning als burger-oorlogsslachtoffer tevens geldende eis dat sprake is van lichamelijk en/of psychisch letsel tengevolge van de ondervonden oorlogscalamiteiten, leidend tot blijvende invaliditeit. Wat betreft de psychische klachten van eiseres is in aanmerking genomen dat die klachten, bestaande uit slaapklachten en een angststoornis, slechts geringe beperkingen geven in haar dagelijks functioneren.
In beroep heeft eiseres zich met name gekeerd tegen verweersters opvatting dat geen sprake is van tot invaliditeit leidend psychisch letsel. In dat verband is aangevoerd dat die opvatting niet volgt uit de voorhanden medische gegevens en ook niet in overeenstem-ming is met het daadwerkelijk functioneren van eiseres, waarin zij wel degelijk vergaand wordt belemmerd door haar psychische klachten.
Ter beantwoording staat de vraag of het bestreden besluit, gelet op hetgeen namens eiseres in beroep is aangevoerd, in rechte kan standhouden.
Dienaangaande overweegt de Raad als volgt.
Blijkens de gedingstukken is de bestreden zienswijze van verweerster in overeenstem-ming met de adviezen van een tweetal geneeskundig adviseurs van de Pensioen- en Uitkeringsraad, welke adviezen berusten op de resultaten van een door de arts
R.J. Roelofs ingesteld medisch onderzoek van eiseres, alsmede op bij de eiseres behandelend artsen ingewonnen informatie. In het door de arts Roelofs uitgebrachte rapport is aangegeven dat bij eiseres sprake is van een mild psychisch toestandsbeeld (een aspecifieke angststoornis) met enkele symptomen van een PTSS, maar onvoldoende om de diagnose te stellen. Het betreft hier met name klachten die berusten op een lage stresstolerantie (snel van slag zijn bij bij gebeurtenissen die van het normale, dagelijkse afwijken) en gemiddeld enige malen per week slecht slapen als gevolg van piekeren over allerlei omstandigheden. Voorts is aangegeven dat eiseres ondanks deze psychische klachten, die deels een gevolg zijn van de aanvaarde oorlogscalamiteit, in het leven van alledag adequaat functioneert. In dit verband is gemotiveerd beschreven dat eiseres een actieve, goedgevulde dagindeling heeft met veel sociale contacten en dat in concentratie, tempo en doorzettingsvermogen geen beperkingen bestaan, terwijl zich in de aanpassing aan stressvolle omstandigheden slechts zeer geringe beperkingen voordoen.
De Raad acht het bestreden besluit op grond van deze adviezen naar behoren voorbereid en gemotiveerd.
Uit de ter beschikking staande medische gegevens is de Raad niet kunnen blijken van enig aanknopingspunt om - gezien naar het hier van belang zijnde tijdstip - te twijfelen aan de juistheid van het door verweerster, in het spoor van haar geneeskundig adviseurs, op basis van die gegevens ingenomen standpunt dat geen sprake is van tot invaliditeit leidend psychisch letsel. Met name is ook aan de namens eiseres in bezwaar ingebrachte verklaring van haar huisarts niet te ontlenen - mede gezien het door de Stichting Pelita in het kader van de huidige aanvraag opgemaakte sociaal rapport omtrent eiseres - dat door de arts Roelofs voorbij is gegaan aan voor de beoordeling van de onderhavige aanvraag relevante omstandigheden betreffende het dagelijks functioneren van eiseres.
Op grond hiervan ziet de Raad evenmin aanleiding om, zoals namens eiseres nog gevorderd, een deskundigenonderzoek te gelasten.
Gezien het vorenstaande kan het bestreden besluit, voorzover in beroep aangevochten, in rechte standhouden en dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten.
Beslist wordt derhalve als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter en mr. G.L.M.J. Stevens en mr. A.W.M. Bijloos als leden, in tegenwoordigheid van mr. A.D. van Dissel-Singhal als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 22 september 2005.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) A.D. van Dissel-Singhal.
HD
6.09