ECLI:NL:CRVB:2005:AU2939
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- P.C. de Wit
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Anw-uitkering wegens verzwegen gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft appellante, die sinds 1 juli 1985 een pensioen ontving op basis van de Algemene Weduwen- en Wezenwet, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht. De rechtbank had op 16 februari 2004 geoordeeld dat de Sociale verzekeringsbank terecht de Anw-uitkering van appellante had beëindigd per 31 maart 2000, omdat zij samenwoonde met haar partner zonder dit te melden. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 9 augustus 2005, waarbij appellante niet aanwezig was, maar gedaagde vertegenwoordigd was door een advocaat.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante en haar partner sinds maart 2000 een gezamenlijke huishouding voerden, wat in strijd was met de voorwaarden voor het ontvangen van de Anw-uitkering. De Raad heeft de verklaringen van appellante en haar partner beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende bewijs was voor de gezamenlijke huishouding, ondanks dat zij op verschillende adressen stonden ingeschreven. De Raad heeft ook overwogen dat de verklaringen van appellante en haar partner consistent waren met de onderzoeksresultaten van de Sociale verzekeringsbank.
De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen dringende redenen waren om van intrekking van de uitkering af te zien. De Raad heeft geen veroordeling in proceskosten uitgesproken. De uitspraak kan binnen zes weken na verzending in cassatie worden aangevochten bij de Hoge Raad der Nederlanden.