ECLI:NL:CRVB:2005:AU2354
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- G. van der Wiel
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Hoofdelijkheid in aansprakelijkheid voor premies werknemersverzekeringen op grond van de Coördinatiewet Sociale Verzekering
In deze zaak gaat het om de hoofdelijkheid in aansprakelijkheid van appellanten voor de betaling van premies werknemersverzekeringen, zoals geregeld in artikel 16a van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV). Appellanten, die werknemers ter beschikking hebben gesteld via [betrokkene], werden door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aansprakelijk gesteld voor de premies die [betrokkene] over de jaren 2000 en 2001 verschuldigd was. [betrokkene] was failliet verklaard en had verzuimd de premies te betalen. De rechtbank had de beroepen van appellanten tegen de besluiten van de gedaagde ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat appellanten hoofdelijk aansprakelijk waren omdat de werknemers onder hun toezicht en leiding werkten.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de aansprakelijkheid van appellanten niet kon worden ontlopen door te stellen dat zij geen invloed hadden op het handelen van [betrokkene]. De Raad wees erop dat de omstandigheden waaronder [betrokkene] had gehandeld, waaronder het vernietigen van de administratie en het gebruik van vervalste identiteitsbewijzen, niet konden leiden tot een vrijstelling van aansprakelijkheid. Bovendien werd vastgesteld dat de bedragen die appellanten op de rekening van gedaagde hadden gestort, niet in mindering konden worden gebracht op de aansprakelijkheid, omdat deze stortingen niet voldeden aan de voorwaarden van artikel 16a, vierde lid, van de CSV.
De Raad concludeerde dat de gedaagde niet nalatig was geweest in zijn controleactiviteiten, aangezien [betrokkene] slechts gedurende een beperkte periode als werkgever bij gedaagde was aangesloten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.