ECLI:NL:CRVB:2005:AU1995
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening WAO-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 augustus 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om de WAO-uitkering van appellant te herzien naar een hogere mate van arbeidsongeschiktheid. Appellant, die in Griekenland woont, had eerder een WAO-uitkering ontvangen op basis van een arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Hij stelde dat zijn arbeidsongeschiktheid was toegenomen en dat hij nu voor 67% arbeidsongeschikt werd geacht in Griekenland.
De Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van medische rapportages, waaronder die van cardiologen Vermeulen en Van Rossum. De Raad concludeerde dat er geen aanwijzingen waren dat de belastbaarheid van appellant was overschat door de gedaagde. De deskundigen waren van mening dat appellant in staat was om de hem voorgehouden functies in een volledige dagtaak te vervullen. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit van gedaagde op een juiste en zorgvuldige medische grondslag berustte.
De Raad wees erop dat voor de aanspraak op een Nederlandse WAO-uitkering bepalend is of er sprake is van een relevant verlies aan verdiencapaciteit op de Nederlandse arbeidsmarkt. De omstandigheid dat appellant in Griekenland voor 67% arbeidsongeschikt wordt geacht, leidde niet tot een ander oordeel, omdat de criteria en medische gegevens waarop dit percentage was gebaseerd onduidelijk waren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.