ECLI:NL:CRVB:2005:AU1976
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- M.C.M. van Laar
- C.M. van Wechem
- L.M. Reijnierse
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van proceskosten in bestuursrechtelijke procedures met betrekking tot sociale verzekeringen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, vertegenwoordigd door mr. L.E. Bindemann, tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar. De rechtbank had in een eerdere uitspraak de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) veroordeeld tot een proceskostenvergoeding op basis van forfaitaire bedragen. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat er bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de forfaitaire regeling rechtvaardigden. De Raad heeft de zaak behandeld op 14 juli 2005, maar beide partijen waren niet verschenen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de besluiten van gedaagde, die correctie- en boetenota's had opgelegd aan appellante, beoordeeld. Gedaagde had eerder de bezwaren van appellante gegrond verklaard, maar appellante was van mening dat de rechtbank niet voldoende rekening had gehouden met de werkelijke proceskosten die zij had gemaakt. De Raad overweegt dat in artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) staat dat in bijzondere omstandigheden kan worden afgeweken van de forfaitaire regeling. Echter, de Raad concludeert dat de omstandigheden die appellante aanvoert niet als bijzonder kunnen worden aangemerkt.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt dat de kostenveroordeling niet bedoeld is als volledige schadevergoeding, maar als een tegemoetkoming in de kosten. De Raad benadrukt dat de toepassing van de forfaitaire regeling in dit geval rechtvaardig is en dat er geen termen aanwezig zijn voor een hogere vergoeding. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan op 11 augustus 2005.