ECLI:NL:CRVB:2005:AU1944

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/6044 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening kinderbijslag en terugvordering door Sociale verzekeringsbank

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 25 augustus 2005, ging het om een hoger beroep van een appellant tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellant, wonende te [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, die had besloten dat hij geen recht had op kinderbijslag over bepaalde kwartalen. De Sociale verzekeringsbank had de kinderbijslag met terugwerkende kracht herzien en de betaalde bedragen teruggevorderd, wat de appellant betwistte.

Tijdens de zitting op 14 juli 2005 was de appellant niet aanwezig, maar de gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. P.C.J. van de Nes. De gemachtigde van de gedaagde gaf aan het bestreden besluit niet te willen handhaven, en stelde dat de herziening en terugvordering niet in overeenstemming waren met het gevoerde beleid van de Sociale verzekeringsbank. De Raad oordeelde dat, nu gedaagde het bestreden besluit niet handhaafde, de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit vernietigd moesten worden.

De Centrale Raad van Beroep besloot dat gedaagde een nieuw besluit op bezwaar moest nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd bepaald dat gedaagde het betaalde griffierecht van € 118,- aan de appellant moest vergoeden. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om hun besluiten in overeenstemming met hun beleid te nemen en de rechten van burgers te respecteren.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/6044 AKW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2003 zijn de artikelen 3, 4 en 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, voorzover het betreft de Sociale verzekeringsbank in werking getreden. Thans oefent de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank de taken en bevoegdheden uit die tot genoemde datum werden uitgeoefend door de Sociale Verzekeringsbank. In deze uitspraak wordt onder gedaagde mede verstaan de Sociale Verzekeringsbank.
Appellant heeft op daartoe bij beroepschrift en bij twee aanvullende beroepschriften aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank
’s-Gravenhage van 6 november 2003, nr. AWB 03/55 AKW, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 14 juli 2005, waar appellant niet is verschenen en waar gedaagde zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. P.C.J. van de Nes, werkzaam bij de Sociale verzekeringsbank.
II. MOTIVERING
De gemachtigde van gedaagde heeft ter zitting van de Raad te kennen gegeven het bestreden besluit niet te willen handhaven. Gedaagde is nader van oordeel dat appellant over de kwartalen in geding geen recht heeft op kinderbijslag, maar dat de herziening met terugwerkende kracht en de terugvordering van de betaalde kinderbijslag niet in overeenstemming zijn met het door gedaagde gevoerde beleid.
Nu gedaagde het bestreden besluit niet handhaaft zal de Raad de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit vernietigen.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, nu niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende kosten.
Beslist wordt als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit;
Bepaalt dat gedaagde een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak;
Bepaalt dat gedaagde aan appellant het betaalde griffierecht van € 118,- vergoedt.
Aldus gegeven door mr. T.L. de Vries in tegenwoordigheid van mr. M.F. van Moorst als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2005.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) M.F. van Moorst.
BKH